Gelukkig gaan de meeste discussies over dingen in het leven, en niet over het leven zelf. Niet iedereen heeft altijd zin in het leven, maar gelukkig gaat het daar niet altijd over want dan was de mensheid er allang niet meer. Universele somberheid is geen goed recept voor leven en welzijn.
Ook niet in ouderdom, als de dood al om de hoek kijkt. De meeste oude mensen willen gewoon door, alsof de dood niet bestaat (“als eeuwig leven niet wordt begrepen als oneindige tijdsduur maar als tijdloosheid dan leeft die mens eeuwig die nu leeft”). Soms zijn daarvoor dure ingrepen nodig. Zo kan een jaar langere oude dag een ton of meer kosten. De ziekenzorg werkt niet voor niets en fabrikanten van genees- en andere medische hulpmiddelen zijn nog geen barmhartige samaritanen.
Maar is die ton dan wel goed besteed, er van uitgaand dat betrokken bejaarden die niet zelf betalen? Die oude mensen hebben al zo lang geleefd en ze kosten al veel geld. Natuurlijk is het fijn dat ze er nog zijn en soms passen ze ook nog op de (achter)kleinkinderen, maar wat voegen ze verder toe? Diezelfde ton of nog veel meer kan ook worden uitgegeven aan onze zieke kinderen of misschien nog veel beter aan leniging van geweldige noden in de Derde Wereld.
Zo wordt het al snel filosofisch: wat is langer leven eigenlijk waard? Wat is leven eigenlijk waard? Wouter Bos, gewezen voorman van de verzorgingsstaat en nu dan ook uitstekend betaald als ziekenhuisbaas vond dergelijke vragen “eng”, al is hij zelf nog niet eens zo erg oud. Groot voordeel van een dergelijke benadering is dat er verder niets over hoeft te worden gezegd.
Iets oplossen doet het natuurlijk evenmin. Enge dingen verdwijnen niet vanzelf. Hoe ouder de mensen worden en hoe meer mogelijkheden tot levensverlening beschikbaar komen, des te klemmender wordt de vraag hoe eindige hoeveelheden gezondheids- en ander geld moeten worden besteed.
Maar de waarde van het leven kan toch niet objectief worden bepaald? Midas Dekkers heeft wel eens becijferd dat een mens ongeveer 15 euro waard is, als je haar bestandddelen op de vrije grondstoffenmarkt zou kunnen verkopen. Veel is het niet, al was het maar omdat mensen en met name hun hersenen voor een groot deel uit water bestaan. Langs andere weg kwam Hans Nieuwenhuis op twintig Range Rovers. Die zijn nogal wat meer waard. Hoe kan dat dan? Nieuwenhuis rekende uit wat aan een kind moet worden betaald dat door onrechtmatige daad geen volwaardig leven meer kan leiden. Dat kan inderdaad meer kosten dan 15 euro maar komt nog steeds niet neer op de waarde van en leven.
Dé waarde van een of zelfs hét leven is nog steeds niet in zicht. Dus is ook nog niet duidelijk wat met die doodzieke of eigenlijk gewoon dure bejaarden moet gebeuren. Of wél? Waarom zijn die levensverlengende behandelingen zo duur? Onder andere door de zogeheten vrije markt van geneesmiddelen en medische apparatuur. Die moet worden aangepakt. Monopolismen moeten worden geslecht, fabrikanten moeten worden gedwongen om ook minder lucratieve maar even goed levensreddende middelen te produceren, de zin van octrooien op geneesmiddelen moet tegen het licht worden gehouden en nog veel meer.
Zonder gefilosofeer over waarde en zin van het leven kan zo al veel worden bereikt. Met minder geld kunnen meer bejaarden in leven worden gehouden – voor zover zij daarin zelf nog zin hebben natuurlijk.
Bovendien: hoeveel geld wordt niet gewoon weggegooid, zonder wat voor zin of doel dan ook? Denk alleen al het geld gemoeid met leegstaande overheidsgebouwen die er beter niet hadden kunnen zijn. Aan dure Betuwelijnen die nooit zullen renderen, hogesnelheidstreinen naar niets en nog veel meer. Ook in de gezondheidszorg wordt veel geld vermorst. Eisen van proportionaliteit en subsidiariteit zijn in publieke en andere domeinen van financiën nog niet echt doorgedrongen.
Aan de inkomstenkant valt ook nog iets te doen. De belastingen innen ongeveer een miljard euro per dag, met een apparaat dat in verbluffende ondoelmatigheid al jaren uitblinkt. Ruimte in publieke middelen kan ook worden geschapen door meer contribuabelen te laten betalen wat zij verschuldigd zijn. (“Het belastingrecht is als een spinnenweb. De kleintjes blijven er in hangen, groter ongedierte vliegt het gewoon stuk”.)
Meer aandacht voor uitgaven en inkomsten is niet alleen goed voor dure bejaarden en andere kostbare zieken. Meer goed besteed geld is goed voor het leven zelf, hoe politiek en levensbeschouwelijk verschillen van mening over “de beste besteding” ook kunnen zijn. Zo lang het leven duurt zal er verschillend over worden gedacht. Dat geeft niet, zolang het maar over het leven zelf gaat, en liefst ook nog over goed leven.
Misschien moet uiteindelijk iedereen zelf uitmaken wat dat goede leven is, al kan niemand dat alleen. Dus voegen de Wouter Bossen van deze wereld niets toe als zij kwesties van dure levensverlenging afdoen als “eng” en daarmee bejaarden en eigenlijk alle anderen aan hun lot overlaten.
Toch is nog steeds niet duidelijk of geld beter kan worden besteed aan nog langer leven of aan betere zorg voor doodzieke kinderen. Wat zijn maatstaven voor dergelijke afwegingen? Uw schrijver weet het ook niet precies, al zou hij te zijner tijd best bereid zijn om iets eerder het licht uit te doen als daardoor anderen en misschien zelfs jongeren langer van het leven kunnen genieten.
Maar het hoofdpunt is en blijft dat kapitale keuzen in besteding van middelen minder klemmend worden naarmate gewoon meer geld beschikbaar is. Door geld gewoon binnen te halen en minder uit te geven aan onzin, inclusief medische behandelingen die net zo goed goedkoper kunnen. Dan kunnen ook meer Opa’s en Oma’s blijven.
Trouwens: om hoeveel dure bejaarde zieken en dure bejaardenziekten gaat het nu helemaal? Inderdaad zullen het er wel meer worden, maar wat maakt dat nu echt uit in het grote geheel? Ook weer niet alles tegelijk natuurlijk.
Zo eng is die discussie over dure bejaarden dus niet. Net zo min als het leven zelf.