Jasper Krommendijk over Europese samenwerking in een turbulente wereld

Mr. van de week is Jasper Krommendijk, universitair hoofddocent Internationaal en Europees recht aan de Radboud Universiteit. Onlangs werd hij door de Europese Commissie benoemd als Jean Monnet Chair.

Delen:

Jasper Krommendijk-d2dc43e9

Jean Monnet! Die kennen misschien niet alle lezers meer. Hoe is deze cognac-handelaar uitgegroeid tot een van de geestelijke vaders van de Europese Unie?
“Als Jean Monnet nu zou leven, zou hij wellicht een influencer zijn met een eigen YouTube-kanaal. Voorbestemd om zijn vader binnen het familiebedrijf op te volgen werd hij echter (plaatsvervangend) secretaris-generaal van de Volkenbond en bekleedde hij allerhande officiële en officieuze diplomatieke functies. Aan het begin van de Tweede Wereldoorlog beijverde hij – zonder succes – een unie tussen Frankrijk en het VK, voerde hij een lobby om Amerika te betrekken bij de oorlog en gaf vervolgens leiding aan het Franse naoorlogse herstelplan. Monnet kwam ook met het idee van een Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal (EGKS) waar uiteindelijk de EU uit voortkwam. De Franse Minister van Buitenlandse Zaken Robert ­Schuman werkte het idee van Monnet verder uit in zijn befaamde rede op 9 mei 1950; nu Europadag. De rest is geschiedenis.”

Welke rechten en plichten zijn er verbonden aan deze leerstoel?
“De ‘Chair’ is bovenal een eretitel en dient ter verdieping van onderwijs en onderzoek in EU-studies. Er is de nodige kritiek op, vanuit zowel de politiek als wetenschap. Voornaamste steen des aanstoot zou zijn dat wetenschappers met deze leerstoel uit loyaliteit of dankbaarheid de EU naar de mond zouden praten. Dat laatste is zeker niet wat ik beoog te doen en heb gedaan in mijn onderzoek. Een kritische bestudering van instituties, waaronder ook de EU, is essentieel.”

U heeft ook een driejarige subsidie ontvangen voor uw onderzoek naar de rechtsstaat in de EU en de nationale rechtsordes. Hoe ziet dat project er (in grote lijnen) uit?
“Met het driejarige project wil ik een dialoog initiëren over de rechtsstaat tussen studenten, academici, beleidsmakers, rechters, advocaten, het maatschappelijk middenveld en het brede publiek. Het project berust op vier pijlers: onderwijs, onderzoek, maatschappelijke discussie en publieksvoorlichting. Zo zal ik een nieuw mastervak en een cursus tijdens de Summer School gaan geven over de rechtsstaat bezien vanuit EU- en Nederlandsrechtelijk perspectief. Ook wil ik samen met mijn studenten op basis- en middelbare scholen in discussie gaan over het belang van de rechtsstaat en bescherming van grondrechten. De subsidie geeft ook een impuls aan mijn onderzoek, juist door ook nadrukkelijker te onderzoeken wat de relevantie van het immer uitdijende EU-recht op dit terrein is voor de Nederlandse rechtspraktijk. Zeker op dit terrein zal ik samenwerken met collega’s binnen mijn Onderzoekcentrum voor Staat en Recht (SteR) en daarbuiten. Vanwege het belang van EU-waarden voor de rechtspraktijk hecht ik ook aan een dialoog buiten de universitaire wereld en ben ik voornemens om discussiebijeenkomsten te organiseren met de eerdergenoemde doelgroepen.”

Eerder onderzocht u waarom nationale rechters prejudiciële vragen stellen aan het Hof van Justitie van de EU, en wat zij vervolgens doen met de antwoorden. Wat waren uw belangrijkste bevindingen?
“Mijn belangrijkste conclusie is dat rechters een veelheid aan motieven hebben bij hun besluit om vragen over het EU-recht te stellen aan het Luxemburgse Hof. Op basis van een rechtspraakanalyse en interviews concludeer ik dat rechters ook andere overwegingen dan louter juridische laten meewegen. Deze bevinding komt niet overeen met het klassieke beeld dat rechters slechts de wet toepassen en zich beperken tot louter juridische overwegingen. Tegelijkertijd slaan politicologen door in hun schets van rechters als louter politiek-strategische actoren. De meerderheid van de zaken die in Luxemburg terecht komen zijn juridisch-technisch van aard en politiek gezien weinig spannend. Een andere belangrijke conclusie is dat de prejudiciële procedure in de praktijk niet functioneert als een  dialoog tussen de nationale rechter en het Hof, ook al karakteriseert het Hof de interactie consequent als zodanig. Ik was verbaasd over de nodige kritiek van nationale rechter op het verloop van de procedure, alsmede de kwaliteit van sommige uitspraken van het Hof. In dit licht is het verrassend dat rechters de uitspraken van het Hof in de drie door mij onderzochte landen (Nederland, Ierland en zelfs het Verenigd Koninkrijk) toch trouw naleven. Sommige geïnterviewde rechters noemden dat zelfs 3 op de 10 uitspraken problematische elementen bevatten. Overigens ligt dit niet louter aan het Hof zelf; vaak hangt dit ook samen met een gebrekkige vraagstelling en voorlichting door de nationale rechter.”

Heeft u het gevoel dat we op dit moment – post-Brexit en met een aantal rammelende rechtsstaten in ons midden – gestaag op weg zijn naar een ever closer union?
“De EU is meerdere malen langs de rand van de afgrond gegaan. Zelfs Eurocommissaris Timmermans stelde op het hoogtepunt van de vluchtelingencrisis in 2015 dat Europese samenwerking wel eens zou kunnen stranden. Ironisch genoeg hebben de vele crises in de afgelopen vijftien jaar bijgedragen aan verdergaande Europese samenwerking. Een stap terug en twee vooruit. Zo heeft de Russische invasie van Oekraïne de EU-lidstaten dichterbij elkaar gebracht en de samenwerking in het kader van het Gemeenschappelijk Buitenlands en Veiligheidsbeleid een impuls gegeven. Vergelijkbare effecten hadden de coronapandemie en de kredietcrisis. De ever closer union is wat mij betreft niet zozeer een doel op zich, maar vooral om middel om effectief hedendaagse problemen aan te pakken. De noodzaak van het Europese integratieproces in deze turbulente wereld blijkt dag in dag uit. Denk alleen al aan klimaatverandering. Dit probleem kan alleen multilateraal worden aangepakt: CO2 stopt niet bij de Nederlandse grens.”

Wie of wat is in uw juridisch bestaan uw bron van inspiratie?
“Het werk van de econoom en Nobelprijswinnaar Amartya Sen en de filosoof Martha Nussbaum. Tijdens mijn studie heeft hun capability approach en vooral ook Sen’s boek ‘Het idee van rechtvaardigheid’ mij (blijvend) op het pad van mensenrechten gezet. Na mijn middelbare school ben ik met de studie Internationale Betrekkingen begonnen vanwege een grote interesse voor ontwikkelingssamenwerking. Door de vele kritiek op de effectiviteit en het neokoloniale karakter van OS vond ik in mensenrechten ogenschijnlijk onbetwiste universele standaarden. Terugkijkend is ook dit misschien wat naïef, want ook over mensenrechten is genoeg te doen. Dat neemt niet weg dat waarden als menselijke waardigheid, gelijkheid en vrijheid voor mij nog steeds essentiële ijkpunten vormen en een inspiratie voor mijn onderzoek zijn.”

Wat is uw favoriete Europese vakantieland?
“Als ik er twee mag noemen: Italië en Griekenland. Niet eens zozeer omdat daar de bakermat van onze Europese beschaving en recht ligt, maar vooral vanwege het eten, de mensen en het afwisselende landschap. Ik ben een groot fan van (kleine) Mediterrane eilanden in de azuurblauwe zee. In Italië heb je naast grote eilanden als Sicilië en Sardinië schitterende kleine eilandjes zoals Marettimo, Salina en Elba. In Griekenland zijn de Cyclades onovertroffen. Ik tip hier graag Serifos en Folegandros.”

U begaat een kardinale inschattingsfout. Met welke beroemdheid zou u een gevangeniscel willen delen?
“Mark Rutte. Hij weet zich als geen ander uit hachelijke situaties te praten. Wellicht dat hij me een Geen-Actieve-Herinnering-Stoomcursus kan geven om zo snel mogelijk uit de gevangenis te komen.”

Als u het voor het zeggen had…
“… dan zou ik zorgdragen voor een betere naleving van Europees en internationaal recht in de hoop dat de rechter niet langer nodig is om het falen van de uitvoerende en wetgevende macht te compenseren. Bij veel dossiers is vaak al bekend dat voorgesteld beleid en wetgeving in strijd is met internationale normen. De huidige stikstofcrisis had grotendeels voorkomen kunnen worden als bestaande (EU-)regelgeving niet op een minimalistische wijze geïmplementeerd was met slechts oog voor de korte termijn zonder aandacht voor de natuur en de rechten van toekomstige generaties. De mensonterende toestanden in Ter Apel komen naar mijn idee voort uit gemarchandeer met het (EU-)recht. De (internationale) rechter moet er vaak aan de pas komen om dit te corrigeren, zoals op het terrein van asiel en migratie of bij het Programma Aanpak Stikstof (PAS) en Urgenda. Soms gaat het zelfs zo ver dat er sprake is van bewuste misleiding van internationale organisaties, zoals bij de pulsvisvergunningen. Respect voor de rechtsstaat begint dus al dichter bij huis, zoals ook de toeslagenaffaire goed laat zien. We moeten ons in Nederland dus niet zelfingenomen blindstaren op Polen en Hongarije.”

Benieuwd naar de studententijd van Jasper Krommendijk? Kijk dan vanaf 1 september hier.

Delen:

Het belangrijkste nieuws wekelijks in uw inbox?

Abonneer u op de Mr. nieuwsbrief: elke dinsdag rond de lunch een update van het nieuws van de afgelopen week, de laatste loopbaanwijzigingen en de recentste vacatures. Meld u direct aan en ontvang elke dinsdag de Mr. nieuwsbrief.

Scroll naar boven