Keskin: het ondervragingsrecht prevaleert boven de motiveringsplicht

Afgelopen januari heeft het EHRM een potentieel baanbrekende uitspraak gedaan met betrekking tot het ondervragingsrecht van à charge getuigen. Deze uitspraak stelt de zoveelste schending van het recht op een eerlijk proces vast.

Delen:

beeld: Depositphotos

In de zaak Keskin werd de verdachte in eerste aanleg veroordeeld vanwege het feitelijk leidinggeven aan fraudedelicten. Zijn veroordeling steunde mede op zes getuigenverklaringen welke waren afgelegd bij de politie. De verdachte heeft deze belastende getuigen niet ondervraagd.

Onvoldoende onderbouwing

In hoger beroep verzocht de verdachte deze zes getuigen alsnog te horen. Dit verzoek werd echter afgewezen. Om de rechter in staat te stellen het verdedigingsbeginsel van art. 288 lid 1 sub c Sv te kunnen toetsen, is volgens de Hoge Raad de verdediging gehouden om haar verzoek goed te motiveren. Volgens het gerechtshof had zij niet voldoende onderbouwd waarom de afgelegde belastende verklaringen onjuist zouden zijn.

De zaak kwam uiteindelijk bij het EHRM terecht. De verdediging bepleitte daar dat art. 6 lid 3 sub d EVRM geschonden was. De verdachte is namelijk geen mogelijkheid geboden de à charge getuigen te ondervragen, terwijl hun verklaringen wel zijn gebruikt als bewijsmiddel bij de veroordeling. Het EHRM ging hierin mee. Volgens het EHRM impliceert art. 6 EVRM dat de verdediging altijd in staat gesteld moet worden om belastende getuigen te ondervragen, hetzij tijdens het verhoor waar de verklaring op dat moment wordt afgelegd, hetzij op een later moment in het strafproces, bijvoorbeeld ter terechtzitting.

Verdedigingsbelang

Sterker nog: indien het OM de belastende getuigenverklaringen gebruikt in de bewijsvoering én die getuigenverklaring door de rechter kan worden gebruikt bij de veroordeling, moet het verdedigingsbelang worden voorondersteld. De verdediging is in dat geval niet gehouden het verzoek te motiveren. Deze uitspraak is voornamelijk opvallend in het licht van het meest recente overzichtsarrest met betrekking tot het horen van getuigen van de Hoge Raad van 4 juli 2017. Daarin bevestigde de Hoge Raad dat de gehanteerde motiveringsplicht niet in strijd zou zijn met de Straatsburgse jurisprudentie.

Na Keskin dringt zich wel de vraag op of het voor een rechter überhaupt mogelijk is om in te schatten hoe een bewijsconstructie later in het proces zal uitvallen en of hij een belastende getuigenverklaring al dan niet in de bewijsconstructie zal gebruiken. Indien dat namelijk wel het geval is, zal hij de verdediging dus (alsnog) in staat moeten stellen die getuige te horen.

Geen goede reden

Dit alles betekent niet dat het EHRM zijn gebruikelijke stappenplan, ontwikkeld in het arrest Al-Khawaja & Tahery en welke later is bevestigd en verduidelijkt in de zaak Schatschaschwili, verlaat. Deze toets wordt nog steeds gebruikt. De Keskin uitspraak heeft echter wel tot gevolg dat een ontbrekende of summiere onderbouwing van de verdediging geen goede reden meer oplevert om een belastende getuige niet ter terechtzitting te horen. Verder wordt van de rechter een grotere anticiperende rol verwacht met betrekking tot het horen van belastende getuigen. Het is nu afwachten hoe de Hoge Raad deze uitspraak zal gaan verwerken.

Delen:

Het belangrijkste nieuws wekelijks in uw inbox?

Abonneer u op de Mr. nieuwsbrief: elke dinsdag rond de lunch een update van het nieuws van de afgelopen week, de laatste loopbaanwijzigingen en de recentste vacatures. Meld u direct aan en ontvang elke dinsdag de Mr. nieuwsbrief.

Meest gelezen berichten

Van onze kennispartners

Juridische vacatures

Scroll naar boven