Indexatie zoals dat nu nog geldt, afhankelijk van de dekkingsgraad, is dan verleden tijd. Dit betekent dat alle discussies omtrent indexatie nú nog gevoerd kunnen en dus móéten worden. Uiteraard kan de formeel juridische discussie over de periode voor het invaren, ook daarna nog gevoerd worden, maar naarmate de tijd verstrijkt zal het natuurlijk steeds lastiger worden deze alsdan te verzilveren. Daarnaast is dan de vraag wie die extra indexatie gaat betalen, nu er geen buffer meer is (bij pensioenfondsen).
Vrije markt
Veel indexatiediscussies spelen vooral nog altijd in de ‘vrije markt’. Dus bij verzekerde, voormalig middelloonregelingen. Als gevolg van de jarenlange daling van de marktrente, zijn toeslagendepots veelal leeg (geraakt). Maar zolang de toezegging niet is gewijzigd, moet er uiteraard wel degelijk geïndexeerd én dus gefinancierd worden. Dat zal dan de werkgever moeten doen. Als die echter niet thuis geeft, is de indexatie een lege huls geworden.
Rol verzekeraar
Ook de rol van verzekeraars is een dubieuze. Zij hebben immers een uitvoeringsovereenkomst gesloten op basis van het pensioenreglement, met een indexatieclausule, inclusief financiering daarvan. Waarom zij niet ‘harder’ zijn om die af te dwingen, verbaast mij vaak. ‘Zoveel’ mogelijk pensioengeld beheren is toch ook hun doel (en in deze hun taak)? Waarom worden ze dan contractant van een overeenkomst die niet uitgevoerd wordt?
Nu aan de bak
De conclusie is dus dat ‘iedereen’ − deelnemers, werkgevers én uitvoerders − nú aan de bak moet om deze dossiers op te pakken en in overleg en naar behoren af te hechten. Anders komt naast alle andere discussies over en naar aanleiding van de Wet toekomst pensioenen deze, die formeel juridisch dus niet nodig is of zelfs is toegestaan, er óók nog bij!