Definitie samenwonen
Allereerst de definitie van samenwonen. Deze was vóór de WTP nogal diffuus en varieerde afhankelijk van de pensioentoezegging van een half jaar samenwonen (dus op hetzelfde adres volgens de GBA), tot vijf jaar mét een notariële akte. Juridisch mocht het overigens (ook) al na één dag (samenwonen, gelijk gehuwden en geregistreerden).
Iedereen is partner
Vanaf de WTP kan de facto iedereen als ‘partner’ worden aangemerkt. Dat kan met een notariële akte al vanaf dag één, anders na een half jaar samenwonen. Zelfs na overlijden kan nog met een samenleving verklaring bewijs worden aangebracht van het partnerschap (de gezamenlijke huishouding). Alleen partners in de eerste en tweede graad van de rechte lijn, dus (groot)ouders of (klein)kinderen zijn uitgezonderd. Een partnerpensioen voor een broer of zus kan dus wel.
Inmiddels wordt in de meeste collectieve pensioenregelingen gewerkt met een zogenaamd onbepaald partner-systeem. Daarbij wordt op basis van een huwelijks/samenleving-frequentie van 80% iedereen ‘verzekerd’.
Risicobasis
Vervolgens worden alle partnerpensioenen op risicobasis verzekerd. Dus alleen zolang een werknemer in dienst is, is een partnerpensioen verzekerd. Na ontslag of echtscheiding vervalt dus de verzekering (gelijk aan een brandverzekering na verkoop huis). Op grond van de WTP is echter een beperkte uitloopdekking geïntroduceerd.
Hoogte
De hoogte is maximaal 50% van het salaris, minder mag ook. In de markt zien we inmiddels percentages van 20 tot 40%.
Na ontslag mag een deel van het ouderdomspensioen tot slot worden omgeruild voor een partnerpensioen. In sommige situaties, zoals bij de WW, gebeurt dat automatisch. Als iemand zzp’er wordt juist niet.
Ook bij een echtscheiding vervalt het (bijzonder) partnerpensioen. Als de ex-partner dan daarna overlijdt, vervalt ook de (kinder)alimentatie. Van belang dus om dat te onderkennen en zelf maatregelen te nemen, middels een aanvullende verzekering bijvoorbeeld.
Wezenpensioen
Een wezenpensioen is standaard 20% van het salaris en duurt standaard tot 25 jaar (dat varieerde van 18 tot 30 jaar).
Opgebouwd partnerpensioen
In veel (oude, bestaande) pensioenregelingen heeft een werknemer partnerpensioen op opbouwbasis opgebouwd en is er recht op een premievrije aanspraak (bij ontslag en/of echtscheiding). Dit blijft (uiteraard) gewoon in stand bij verzekerde pensioenregelingen. Vanaf de overgang naar de WTP (uiterlijk per 1 januari 2028) heeft iedereen echter alleen nog partnerpensioen op risicobasis. Een werknemer van 60 jaar kan zodoende én een groot opgebouwd partnerpensioen hebben én nog eens aanvullend 50% van het salaris krijgen vanuit het nieuwe systeem!
Geen plicht
Tot slot is er geen plicht om een partnerpensioen toe te zeggen. Als er echter een partnerpensioen wordt toegezegd, dan moet dat voor alle partners: gehuwd, geregistreerd of samenwonend. Gekscherend zeg ik wel eens: die (wisselende?) partner werkt toch niet bij mij, regel het dus zelf.
Conclusie
Ondanks de beoogde vereenvoudiging, moet goed in de gaten worden gehouden hoe het partnerpensioen in de specifieke situatie is geregeld. Dat is belangrijker dan (meer/minder) sparen, dat kan immers later ook nog wel. Een ongeluk zit echter in een klein hoekje!