Meten is – alweer – weten

Delen:

Alweer sneller! Het is zondagmorgen. Ik ben net terug van mijn wekelijkse rondje rennen. Mijn gps-hartslagmeter geeft me een keurig rapportje met de route op een kaartje, de gelopen afstand, de tijd die dat gekost heeft, de gemiddelde en maximale hartslag, het hoogteverschil en het aantal verbrande calorieën. Als ik wil kan ik het delen met mijn vrienden op Facebook of mijn volgers op Twitter.

Waar gaat het heen?

Begin oktober bezonnen de rechters van de rechtbank Oost-Brabant zich op de toekomst van de rechtspraak in het licht van de voortschrijdende digitalisering. Ze hoorden hoe er in 2030 in de zorg en bij de overheid 70% minder mensen zullen werken dan in 2010. Bovendien wordt de samenleving steeds minder hiërarchisch, en steeds meer een samenstel van netwerken. En dan het internet van dingen: de wereld om ons heen wordt slimmer, dingen gaan zelf meten of ze nog goed functioneren. Andere dingen meten of de mens goed functioneert: je smartphone kan je hartslag, je bloeddruk, je voetstappen, je snelheid en nog veel meer meten, en eventueel doorgeven aan je arts – of je vrienden op Facebook. We genereren onvoorstelbaar veel informatie.

En de rechtspraak? De rechtspraak genereert ook heel veel informatie. Mijn bijdrage aan de bezinning in Oost-Brabant ging over rechtspraak als informatiebedrijf. Na de bijeenkomst bleef het rondzingen in mijn hoofd: we hebben al die informatie; hoe kunnen we die gebruiken om de rechtspraak beter te maken? We kunnen doorlooptijd meten om te zien welke behandelwijze de minste tijd kost. Blijkt uit de cijfers dat die behandelwijze meer hoger beroepen oplevert, dan moeten we misschien toch iets aanpassen en kijken of dat werkt. We kunnen patronen herkennen en daarmee richtlijnen maken, en vast ook wel publieksvoorlichting. En als rechter wil ik eigenlijk ook wel zo’n profiel als mijn gps-hartslagmeter levert, liefst zo dat ik mezelf met andere rechters kan vergelijken. Meten is weten, ook handig voor de functioneringsgesprekken en de beoordeling.

Meten in Europa

Op 9 oktober presenteerde CEPEJ, de Commission for the Efficiency of Justice bij de Raad van Europa, de 2014-versie van het evaluatierapport over de gerechten in Europa. 47 lidstaten beantwoorden een vragenlijst over de praktijk van de rechtspleging in hun land. CEPEJ maakt elke twee jaar zo’n rapport, en het is altijd interessant om te zien wat er voor ontwikkelingen in de gerechten in Europa zijn. De trend deze keer: meer IT, minder gerechten, meer kwaliteitsmetingen. Er komen gestaag meer electronische dossiers, jurisprudentiedatabases, registers, handtekeningen en case management systemen.

Maar hoe zit het met e-toegang tot de rechter? In 22 landen daalde het aantal gerechten. 8 landen hebben het aantal gerechten verminderd met meer dan 10% (De herindeling in Nederland is nog niet meegenomen). Verschuift de toegang tot de rechter naar het internet? De communicatie met externe partijen is al jaren een terrein waarop geëxperimenteerd wordt maar dat nog geen mainstream is geworden. Wat kan er digitaal:

  • Verstekken verwerken – 17 lidstaten kunnen verstekken digitaal verwerken
  • Zaken aanbrengen – Digitaal aanbrengen kan nog maar in 15 lidstaten, twee meer dan in 2010
  • Kleine geldvorderingen – 15 lidstaten verwerken kleine geldvorderingen digitaal
  • Videoconferencing  – wordt vooral gebruikt om slachtoffers in strafzaken beter te beschermen en ze een gang naar de rechtszaal te besparen.

Digitale interactie met partijen is dus nog steeds geen mainstream. Zo te zien is er geen rechtstreeks verband is tussen de vermindering van het aantal gerechten en de opkomst van digitale toegang tot de rechter.

Wel nieuw: de gerechten gaan de informatie in hun systemen steeds beter gebruiken om hun kwaliteit te meten. 42 lidstaten hebben kwaliteitsindicatoren vastgesteld. Ze meten in hoeverre aan de standaard wordt voldaan op de volgende terreinen:

  • Doorlooptijd – 36 lidstaten,
  • Afgesloten zaken – 35,
  • Lopende zaken en werkvoorraad – 33,
  • Instroom – 26,
  • productiviteit van rechters en ondersteuning – 16.

Ook zonder kwaliteitsindicatoren wordt er nog van alles geteld:

  • Inkomende zaken en aantallen uitspraken – alle 47 lidstaten
  • Aantal aangehouden zaken – 39
  • Doorlooptijd – 43

Opmerkelijk: hoewel alle 47 lidstaten tellingen doen, melden maar 43 lidstaten dat ze in alle gerechten zaaksregistratiesystemen hebben. En: 43 lidstaten tellen doorlooptijden, 36 daarvan hebben voor die doorlooptijden ook een standaard.

Gevolg: de data over doorlooptijden in de gerechten in Europa worden langzaam inzichtelijk en betrouwbaarder. CEPEJ is opgericht omdat het Europese Hof voor de Rechten van de Mens heel veel klachten kreeg over overschrijding van de redelijke termijn van artikel 6 EVRM. Het Hof kon al die klachten niet aan, en toen is bedacht dat er actie nodig was om al die overschrijdingen te voorkomen. Het lijkt erop dat dat begint te lukken, nu er betere informatie over doorlooptijden is. Sinds het vorige rapport zijn de gerapporteerde doorlooptijden bijna over de hele linie gedaald. Meten is weten. Alweer.

Delen:

Het belangrijkste nieuws wekelijks in uw inbox?

Abonneer u op de Mr. nieuwsbrief: elke dinsdag rond de lunch een update van het nieuws van de afgelopen week, de laatste loopbaanwijzigingen en de recentste vacatures. Meld u direct aan en ontvang elke dinsdag de Mr. nieuwsbrief.

Meest gelezen berichten

Van onze kennispartners

Juridische vacatures

Scroll naar boven