Tegen de tijd dat dit stukje op het scherm verschijnt is het referendum over Oekraïne en Europa al weer voorbij. Drijvende krachten er achter wilden niet met hun gezicht in de krant toen zij verklaarden dat het hen helemaal niet ging om de Oekraïne. Eigenlijk moest de EU om zeep worden geholpen. Junckers was geen haar beter dan Poetin, etc. etc. Niet gehinderd door feiten werd feilloos ingespeeld op ressentiment tegen Europese en andere instituties “die ons alles afpakken”.
Eén van die idioten is (was?) ook nog ambtenaar. Een ambassadeur die opkwam voor het regeringsstandpunt moest volgens hem worden ontslagen. Die man deed gewoon zijn werk, terwijl het weigerambtenaartje mee eet uit een staatsruif waarin hij net zo makkelijk zijn behoefte doet. Alles vergezeld van de dun-intellectuele diarree van een handvol mislukte poseurs die zich voordoen als verstandige academici maar geestelijk allang dood zijn en eigenlijk alleen nog bestaan in aandacht van de media. Allemaal nestbevuiling, goedkoop nationalisme dat elke echte discussie over Europa in de weg staat. Samuel Johnson schreef het al: patriottisme is echt het allerlaatste waarin het schuim zijn heil zoekt.
Ook verder vormden de drijvende krachten van het nee-kamp een bont gezelschap van ijdeltuiten, aandachttrekkers en gewoon geestelijk gestoorden, niet gehinderd door humane beginselen, menselijke verantwoordelijkheidszin, historisch besef en aandacht voor feiten in het algemeen. Europa deugt niet, vinden zij, blind als zij zijn voor de ongekende verworvenheden van datzelfde Europa sinds het einde van de Tweede Wereldoorlog. Vrijheid, gelijkheid en veiligheid zijn nog nooit zo goed gewaarborgd geweest, voor zo veel mensen. Kennelijk is dat onzichtbaar geworden. Geen van die opportunisten heeft ooit ook maar een begin van argument geboden waarom de mensheid beter af is zonder Europa dan met.
Weerklank vonden zij wél, in een steeds populistischer bevolking die het steeds beter heeft en juist daardoor steeds minder tevreden is. Ressentiment tegen vreemdelingen wordt opnieuw een drijvende kracht in de verongelijkte kleinburgerij, ontgonnen, verder aangedreven en geëxploiteerd door haar huispolitici en intellectuele hofnarren. Oekraïne, vluchtelingen uit het nabij Oosten en nog veel meer: het doet er allemaal niets toe, want wij worden ontrecht. Waarin precies wordt nooit goed uitgelegd.
Feiten zijn immers niet belangrijk. Alleen het eigen ressentiment telt. Al eerder hebben Scheler en Camus feilloos uitgelegd dat alle ressentiment uiteindelijk ressentiment tegen zichzelf is. Verongelijkte gevoelens van achterstelling berusten op valse vergelijkingen waarin het eigen ik tekort komt omdat anderen meer krijgen dan zij verdienen. Zo is ressentiment uiteindelijk niets anders dan minderwaardigheidscomplex. Klein denken en leven dus, maar daarom niet minder gevaarlijk, in ieder geval voor “iedereen die er niet bij hoort en hier komt profiteren en erger”.
Doen wij het beter als het gaat om “wij tegen zij”? Nog niet zo lang geleden riep nota bene een rechtenfaculteit haar leden op tot deelneming aan een herdenkingsbijeenkomst met gewijde minuten stilte voor de slachtoffers van de recente aanslagen in Brussel. Ongetwijfeld goed bedoeld en roerend, maar waarom worden dan niet elke dag herdenkingsbijeenkomsten gehouden, voor alle slachtoffers van onverdiend geweld? Hoe gelijk is het recht op leven voor een rechtenfaculteit? Overal ter wereld sterven mensen door aanslagen, oorlogen en ander geweld. Hoe bijzonder zijn de Brusselse doden en gewonden en hun naasten? Het antwoord stelt weinig gerust: wij zijn hun naasten meer dan dat wij het zijn van opgeblazen Afghanen, Pakistanen en zo veel anderen, nog daargelaten al die verdronken bootvluchtelingen.
Als Europa haar waarden werkelijk ernstig neemt, dan worden niet langer alleen herdenkingsdiensten gehouden – al was het maar omdat we dan aan niets anders meer toekwamen en dan nog niet iedereen zouden kunnen herdenken. Dan worden mensenlevens ernstig genomen, van wie of waar dan ook. Anders hebben universele mensenrechten geen enkele zin, simpelweg omdat zij niet kunnen worden genoten. Dus moet terrorisme en ander dodelijk geweld altijd en overal worden voorkomen en bestreden, door terroristen uit te schakelen, voedingsbodems voor terrorisme droog te leggen en nog veel meer. Maar ook door eenvoudigweg door zoveel mogelijk mensen te redden.
Wat moeten we doen met de stroom van vluchtelingen uit het nabije Oosten? Socioloog Schinkel legde dat nog eens overtuigend uit: een Europa dat opkomt voor haar eigen kernwaarden zorgt er in de eerste plaats voor dat zo veel mogelijk mensen worden gered, ook als dat betekent dat velen van hen zich vestigen in Nederland en elders in Europa.
Het werd hem niet in dank afgenomen. Hij zou de eigenheid van immigranten en dus ook hun gevaren voor ons “wij”-gevoel niet willen zien. Die mensen zijn nu eenmaal anders, in hun bejegening van vrouwen en hun omgang met geweld in het algemeen. Die horen hier dus niet. Een socioloog die dat allemaal ontkende was zijn professorstitel niet waard.
Aldus tenminste een criminoloog die al eerder typisch Marokkaanse factoren achter misdaad ontwaarde. Allemaal primitief-scientistische generaliseringen, alsof mensen dingen zijn die zonder te veel moeite naar eenvoudige kenmerken kunnen worden ingedeeld. Intussen kwam in zijn hele betoog het punt van de mensenlevens niet terug. Zijn niet-vaderlandse levens minder belangrijk? Wat onderscheidt dit standpunt werkelijk van populistisch ressentiment? Wat draagt het bij aan bevordering van het “wij”-gevoel? Niets. (De naam van deze schrijver laten wij maar voor wat die is, anders wordt dit betoog nog sterker ad hominem dan het al is).
Net als de negatieve nee-krachten achter het referendum en de facultaire herdenking komt het criminologisch betoog te dicht in de buurt van “wij tegen zij”, alsof al die andere levenden en doden er minder toe doen. Het zal zo niet zijn bedoeld, maar toch: waarin verrschilt een Syrische vluchteling of een Marokkaan, of een Oekraïner of wie dan ook, nu werkelijk van ons? Zijn wij niet allemaal in de eerste plaats mensen? “De Britten zijn niet zo’n gezellig volkje” werd tegen Wittgenstein gezegd. Hij draaide zich op zijn hakken om en liep weg, terecht. Syriërs, Marokkanen en nog veel meer mensen zouden die criminoloog kunnen vragen hoe hij weet dat zijn etiketten ook op hen als enkelingen passen en wat dat dan voor hen betekent. Probleem is alleen dat zij níet zomaar kunnen weglopen. En dat negative generaliseringen over bevolkingsgroepen voor individuen kwetsend, beledigend en gewoon gevaarlijk kunnen zijn.
Pas dus op voor onbedoeld populisme. “Eigen volk eerst” is dichterbij dan we wel eens denken, niet alleen in het voortrekken van doden in herdenkingen. Met dit inzicht is het vluchtelingenvraagstuk nog niet opgelost. Wél wordt het duidelijker als wij onze eigen menselijkheid ook daarin ernstig nemen. Wie een mens redt, redt een wereld, waar dan ook.