Mr. van de week is Anna Gerbrandy. Op 1 november is zij benoemd tot hoogleraar mededingingsrecht aan de Universiteit Utrecht. Daarvoor werkte Gerbrandy als universitair hoofddocent economisch publiekrecht aan dezelfde universiteit. Zij is programmaleider van het multidisciplinaire masterprogramma ‘Law and Economics’. Eerder was Gerbrandy advocaat Europees recht bij Stibbe en senior juridische medewerker mededingingsrecht bij de rechtbank Rotterdam. In 2009 promoveerde zij op het onderwerp convergentie in het mededingingsrecht.
Wat doet u het liefst: onderzoek of college geven?
Allebei. Studenten zijn leuk, direct, levendig en boeiend. Zij geven energie terug. Het doen van onderzoek is meer als het koesteren van een net geplant zaadje: er is een veel langere aandachtspanne voor nodig om het tot bloei te laten komen. Maar als het iets moois oplevert, iets nieuws, dan kan ik daar heel lang blij van zijn.
Anderhalf jaar geleden fuseerde de Nederlandse Mededingingsautoriteit met de Consumentenautoriteit en de OPTA, en ontstond de Autoriteit Consument en Markt. Hoe vindt u dat deze toezichthouder tot nu toe presteert?
De NMa had al een discussie ingezet over hoe duurzaamheid nou eigenlijk in het mededingingsrecht past: als ondernemingen samenwerken om een duurzaamheidsdoelstelling na te streven, maar dat levert ook een hogere prijs van het product op, hoe beoordeel je dat dan mededingingsrechtelijk? Die discussie is goed. Op Europees niveau lijkt zij minder te worden gevoerd. Maar ik vind dat de ACM nog meer mag durven en de grenzen van de uniforme toepassing van het Europese mededingingsrecht meer mag opzoeken. Ik denk overigens dat er juridisch ook veel meer ruimte is dan dat de huidige interpretatie van de Commissie lijkt toe te staan. Omdat de Commissie hierin niet het laatste woord heeft (dat is in juridische zin het Hof van Justitie, en in democratische zin wij allen), hoeft ACM niet aan de leiband van de Commissie te lopen. Zij kan er voor kiezen minder goed meetbare belangen – dierenwelzijn, biodiversiteit – ook mee te wegen. Niet door berekening, maar door een debat over waarden. Dat past misschien ook wel bij het ‘oplossingsgericht toezicht’ dat de ACM voorstaat. Waarvan ik overigens dan wel weer een probleem vindt dat het de rechter, mede door alternatieve handhavingsvormen, buiten spel kan zetten.
Als u het voor het zeggen had dan?
Dan was de ACM als het beroemde dorp in Gallië, moedig verzet biedend tegen een al te uniforme en geëconomiseerde toepassing van het mededingingsrecht, de burger betrekkend in de besluitvorming, en aan de weging van duurzaamheidsbelangen een groter gewicht toekennend dan nu het geval is. Dan zou het duurzaamheidsbelang zelfs zwaarder kunnen wegen dan de vaak nogal beperkt opgevatte notie van consumentenwelvaart.
Wat is het hoogtepunt in uw juridische carrière?
Mijn promotie en deze benoeming tot hoogleraar mededingingsrecht.
Wat of wie is in uw juridisch bestaan uw bron van inspiratie?
Oh, hier moest ik zo lang over nadenken! En vervolgens weer over de vraag wat dat over mij zegt, want bij collega-juristen aan wie ik de vraag voorlegde rolden direct namen van grote juristen van de lippen. Mijn juridisch en niet-juridisch bestaan loopt wat inspiratie betreft niet zo uit elkaar. Ik heb goede vrienden die doorzettingsvermogen, grootmoedigheid, geduld en kwetsbaarheid tonen. Inspirerende avonden in café Koosje levert dat op. Maar het is wel zo dat een aantal personen van groot belang is geweest in mijn carrière. Als iedere jonge jurist nou zulke mentoren zou tegenkomen! Bijvoorbeeld onze huidige decaan, bij wie ik universitair hoofddocent was voordat ze decaan werd. Zij liet mij zien hoe belangrijk het is om je juist met goede mensen te omringen en hen alle ruimte te bieden. Zij is bovendien de enige vrouw in het gezelschap van decanen bij de UU, wat al inspirerend genoeg is. Maar ook mijn voormalig patroon, niet lijdend aan advocatuurlijke blikvernauwing, was een mentor, net als mijn promotoren die ook als hoogleraar het intermenselijke voorop bleven stellen. En als het vorige departementshoofd van rechtsgeleerdheid me niet had uitgedaagd om de ambitie hoogleraar te worden uit te spreken (en dan allereerst maar in de beslotenheid van een kopje koffie in een universitaire bespreekkamer) dan was ik nu wellicht geen Mr. van de week geweest.
Welk wetsartikel vindt u het mooist? Welk wetsartikel het slechtst?
Ik heb nog nooit over de schoonheid van wetsartikelen nagedacht. Maar op mededingingsrechtelijk terrein: artikel 106 VWEU, vanwege de weging tussen publiek belang en marktbelang die daarin besloten ligt. De tegengestelde vraag is dan niet welk artikel het slechtst is, maar het lelijkst. In de Concentratiecontroleverordening staan monsters van bepalingen, maar ook 101 VWEU is qua lay out en tekstschoonheid niet een hoogtepunt.
Welke juridische website raadpleegt u vaak?
Chillin’ Competition, alleen al vanwege hun motto: Relaxing whilst doing Competition Law is not an Oxymoron. Dat is waar.
Welk boek las u het laatst?
Meerdere boeken tegelijk. Op dit moment: On the Steel Breeze (Alistair Reynolds), Intuition Pumps and Other Tools for Thinking (Daniel Dennett), Raising Steam (Terry Pratchett) en The World until Yesterday (Jared Diamond). Reynolds is mijn favoriete science fiction schrijver, Pratchett een ironisch maatschappijcriticus vermomd als fantasy-auteur. Ik zou nog wel eens een artikel willen schrijven over de implicaties van de wereldbeelden van Reynolds, Pratchett en wat andere sf-auteurs. Asimov bijvoorbeeld, voor het mededingingsrecht. Fictieve rechtsvergelijking, en dat presenteren op een internationaal Comicon.
Met wie zou u een gevangeniscel willen delen?
Ik zou geen van mijn geliefden gevangenschap toewensen en zit dus liever alleen.