Mr. van de week is Helen Beckmann-Hamzei. Ze is universitair docent internationaal recht aan de Universiteit Leiden. Beckmann promoveerde op een proefschrift getiteld ‘Heeft een kind behoefte aan kindspecifieke procedurele bescherming in de procedures voor het Internationaal Strafhof’?
Hoe beantwoordt u de vraag die u stelt in uw proefschrift?
De procedures bij het Internationaal Strafhof in Den Haag omvatten de strafrechtelijke vervolging van de meest ernstige misdrijven binnen het internationaal strafrecht, zoals oorlogsmisdrijven en misdrijven tegen de menselijkheid. De deelname van kinderen als getuigen of eisers is een nogal nieuw en nog niet veel onderzocht fenomeen. Het onderzoek komt tot de conclusie dat het kind inderdaad behoefte heeft aan een kindspecifieke procedurele bescherming. De constante ontwikkeling van het kind vereist een bijzondere procesrechtelijke omgang om het belang van het kind goed te kunnen beschermen. Het ondervragen van kindgetuigen vergt bijzondere kennis van de ondervragers, zoals rechters en advocaten. Tegelijkertijd kan het gebrek aan kindspecifieke procedurele regelgeving de mogelijkheden beperken van het kind om effectief schadevergoeding te vragen.
Wat kan het recht betekenen voor kinderen in oorlogs- en conflictgebieden? Actueel: zijn er handvatten om bijvoorbeeld Syrische kinderen te helpen?
Op het eerste gezicht bieden het Kinderrechtenverdrag en zijn protocollen inderdaad een brede bescherming van het kind ten tijde van gewapend conflict – dit geldt ook voor Syrische kinderen. Naast de bescherming op basis van de mensenrechten, vinden wij de materieelrechtelijke bescherming van het kind, zoals zijn behoefde aan welzijn, gezondheidszorg en de mogelijkheid om naar school te gaan, ook terug binnen het oorlogsrecht. De procedurele status van het kind is echter nog niet erg ontwikkeld. Daarnaast is de mogelijkheid van kinderen om hun rechten hard te maken afhankelijk van het bestaan van rechtsmacht. Binnen het internationale recht is de implementatie van geschonden rechten helaas niet zomaar mogelijk.
U schrijft ‘De vraag of het kind in aanvulling op zijn materieelrechtelijke bescherming tevens behoefte heeft aan een kindspecifieke procedurele bescherming omdat het een kind is, is tot heden niet omvattend beantwoord binnen het internationale recht.’ Hoe verklaart u dat?
In de ontstaansgeschiedenis van de relevante internationale gerechtshoven, zoals het Speciale Hof voor Sierra Leone en het Internationaal Strafhof, is de status van het kind als procedurele deelnemer nauwelijks geregeld. Daaruit kun je concluderen dat de internationale gemeenschap er bij de oprichting niet vanuit is gegaan dat kinderen überhaupt zouden mee kunnen of willen doen.
Als u het voor het zeggen had dan?
Dan zou ik bevorderen dat er een expliciete regeling komt voor de procedurele status van het kind binnen het internationaal strafrecht. Of de deelname zelf steeds in het belang van het kind is, is een andere vraag.
Wat is het hoogtepunt in uw juridische carrière?
De verdediging van mijn onderzoek enkele weken geleden.
Wat of wie is in uw juridisch bestaan uw bron van inspiratie?
Tijdens de onderzoeksfase waren de belangrijkste inspiratiebronnen zeker de promotoren. Daarnaast is de constante uitwisseling met juristen, maar vooral ook academici uit andere disciplines, een waardevolle en noodzakelijke bron van ervaringen en ideeën.
Welk boek las u het laatst?
‘De Medicus’ van Noah Gordon. Helemaal niet juridisch. Maar ontzettend spannend en meeslepend geschreven. Een aanrader!
Welke juridische website raadpleegt u vaak?
De website van Der Spiegel – niet strikt juridisch, maar scherp en kritisch nieuws.
Met wie zou u een gevangeniscel willen delen?
De paus. Dan is er voldoende tijd om uitleg te krijgen over de houding van de katholieke kerk tegenover slachtoffers van seksueel misbruik door haar eigen vertegenwoordigers.