Mr. van de week is Marc Loth. Hij is een van de sprekers tijdens het NJB symposium ‘Rare jongens, die juristen’ dat aanstaande donderdag plaatsvindt. Loth is met ingang van 1 januari dit jaar aangesteld als hoogleraar privaatrecht aan de Universiteit van Tilburg. Daarvoor werkte hij sinds 2009 als raadsheer in de Hoge Raad. Verder was hij onder meer rechter in Den Haag en op de Nederlandse Antillen en decaan aan de Erasmus Universiteit Rotterdam.
Bent u een ‘rare jongen’?
Grappig, die titel, maar een serieus onderwerp. Is de rechtswetenschap een bijzondere wetenschap? Persoonlijk ben ik van mening dat de rechtswetenschap gekenmerkt wordt door een verscheidenheid aan methoden. Het recht kan op verschillende manieren worden geproblematiseerd; als systeem van normen, als manier van denken, of als maatschappelijke activiteit. Daarbij passen verschillende methoden, van rechtsdogmatische, geesteswetenschappelijke of maatschappijwetenschappelijke aard. De methode volgt het object, zo simpel is het. Daarom is de ene methode niet beter dan de andere, wat niet wil zeggen dat er geen goed of minder goed rechtswetenschappelijk onderzoek is.
In een interview dat vijf jaar geleden in Mr. verscheen zei u dat uw benoeming bij de Hoge Raad ‘de vervulling van een jongensdroom is’. Maar kennelijk niet uw droom, want na vijf jaar had u het al wel weer gezien?
Toch wel, want ik heb een prachtige tijd gehad bij de Hoge Raad. Zowel in de strafkamer als in de civiele kamer heb ik veel geleerd over het functioneren van het recht. Daarnaast heb ik een goed beeld gekregen van hoe het recht wordt gevormd. Allemaal ervaringen waarmee ik in de wetenschap weer verder kan. Misschien ben ik er niet voor in de wieg gelegd om mijn hele loopbaan hetzelfde te doen, maar dat is persoonlijk. Een eeuwigdurende droom is voor mij eerder een nachtmerrie!
In datzelfde interview zei u: ‘Vertrouwen is cruciaal voor het recht en als het recht niet landt bij de burgers, hebben we een echt probleem’. Is er een probleem denkt u?
De legitimiteit van het recht en zijn instellingen is een permanente zorg. Ik geloof dat er nu de meeste reden voor zorg is ten aanzien van het recht van Europese oorsprong. Het heersende euroscepticisme slaat gemakkelijk over naar de doorwerking van het Europese recht en onze rechter als Europese rechter. Daarom is het belangrijk dat politici en beleidsmakers niet alleen kritisch zijn ten aanzien van ‘Europa’, maar ook de moed hebben om te verdedigen wat voor goeds het brengt. Wanneer men daarin niet consequent is, ondermijnt dat het vertrouwen in de politiek en het recht.
Als u het voor het zeggen had dan…?
Dan zou ik proberen het algemeen belang te dienen, die ouderwetse notie die ten onrechte verdacht is geworden.
Wat is het hoogtepunt in uw juridische carrière?
Dat is de ontdekking wat een mooi vak de juristerij eigenlijk is. Die ontdekking kwam bij mij pas vrij laat na de studie, die mij eigenlijk niet zo aansprak. De afwisseling van rechtspraak en wetenschap is de constante factor in mijn werkzame bestaan. In de rechtspraak heb ik het vak leren kennen, in de wetenschap heb ik geprobeerd dat te verwoorden en uit te dragen. Gaandeweg heb ik het vak leren waarderen als een belangrijke maatschappelijke en intellectuele activiteit.
Wie of wat is in uw juridisch bestaan uw bron van inspiratie?
Dat is minder een rolmodel dan een idee; het aloude idee van recht doen. Dat zie ik dan niet louter als rechtstoepassing, maar als het zoeken van een balans tussen het geldende recht, de kritische moraal en de behoeften van de samenleving. Dat lijkt misschien een wat ruimer rechtsbegrip dan gebruikelijk, maar volgens mij wordt het door de meeste juristen in de praktijk gehanteerd. Voor de rechter is dat evident, maar voor ook voor andere juridische beroepen is dat idee nooit ver weg. Voor mij is het in ieder geval de belangrijkste bron van inspiratie.
Welk wetsartikel vindt u het mooist?
Art. 6:2 en 248 BW over de redelijkheid en billijkheid in het verbintenissenrecht. Mooi is ook art. 3:12 BW, dat inhoudt dat bij de vaststelling daarvan rekening moet worden gehouden met algemeen erkende rechtsbeginselen, de in Nederland levende rechtsovertuigingen, en de bij het geval betrokken maatschappelijke en persoonlijke belangen. Deze voorkeur behoeft na het antwoord op de vorige vraag vast geen toelichting meer.
Welk wetsartikel het slechtst?
De beruchte ‘tenzij ook indien’-clausules uit het aansprakelijkheidsrecht, waarop al generaties studenten de tanden breken. De techniek is zo weerbarstig dat zij afleidt van de inhoud.
Welke juridische website raadpleegt u vaak?
Behalve de gebruikelijke elektronische bronnen, raadpleeg ik natuurlijk iedere vrijdagmiddag de website van de Hoge Raad, om de oogst van de week te bekijken.
Welk boek las u het laatst?
‘De boerenoorlog’ van Martin Bossenbroek, dat een fascinerend beeld geeft van een (althans door mij) vergeten stuk geschiedenis. Voor wie geïnteresseerd is in de wortels van de apartheid, beslist een aanrader.
Met wie zou u een gevangeniscel willen delen?
Met Theo Maassen. Ik zag laatst een aflevering van het televisieprogramma ‘24 uur met… Daniël Arends’, waarin Maassen zich als een interessante en geïnteresseerde gesprekspartner laat kennen. Maar zelfs voor hem geldt dat 24 uur in die cel lang genoeg zou zijn!