Mr. van de week: Marnix van Ginneken

Delen:

Marnix van GinnekenMr. van de week is Marnix van Ginneken. Eind mei hield hij zijn oratie ‘De onafhankelijke commissaris’ aan de Erasmus Universiteit Rotterdam. Hiermee aanvaardde hij het ambt van hoogleraar Internationaal ondernemingsrecht, in het bijzonder internationale corporate governance. Van Ginneken is General Counsel Corporate bij Philips en onder meer vice-voorzitter van het Nederlands Genootschap van Bedrijfsjuristen (NGB).

Gaat u in uw colleges veel vertellen over uw (praktijk)ervaringen als bedrijfsjurist?

Voor mijn vakgebied heeft de combinatie van praktijk en wetenschap zeker toegevoegde waarde. Ik geef het vak Corporate Governance, dat kort gezegd gaat over de wijze waarop beursgenoteerde vennootschappen worden bestuurd. Daarbij gaat het om de verhoudingen tussen de vennootschapsleiding, aandeelhouders en overige stakeholders. Er moet een bepaald raamwerk zijn van checks and balances. Het bestuur moet de onderneming op efficiënte wijze kunnen leiden. Tegelijkertijd moet hier op een evenwichtige manier toezicht op kunnen worden gehouden, bijvoorbeeld door commissarissen en aandeelhouders. Dit is een delicate balans. Wij bekijken in de colleges diverse corporate governance thema’s vanuit een juridisch perspectief, maar met een duidelijke blik op de economische werkelijkheid en de internationale praktijk. Daarbij besteden we ook expliciet aandacht aan de actualiteit, waardoor de brug van de theorie naar de praktijk heel duidelijk is. Uit de feedback van studenten blijkt dat zij het waarderen dat het vak wordt gegeven door iemand uit de praktijk, die weet hoe er in het bedrijfsleven daadwerkelijk met deze thema’s wordt omgegaan. Studenten zijn zeer positief over het vak en dat is natuurlijk leuk.

Zorgen universiteiten er wel voldoende voor dat studenten het zijn van bedrijfsjurist als carrièremogelijkheid zien?

Er wordt wel aandacht aan besteed, maar ik denk zeker dat dat meer zou kunnen. Je merkt dat veel rechtenstudenten eerder denken aan de advocatuur of de rechterlijke macht, terwijl het ook zeer interessant is om als jurist in het bedrijfsleven te werken.

Wat zijn uw belangrijkste conclusies over de commissaris?

Van oudsher wordt in ons systeem ervan uitgegaan dat commissarissen onafhankelijk opereren en toezicht houden op het bestuur. Dat ligt ook vast in de wettelijke taakstelling van commissarissen. In 2003 is er in de Code Tabaksblat zonder veel discussie een aantal formele onafhankelijkheidseisen ingevoerd, die enigszins lijken op bepalingen die in de Verenigde Staten zijn ingevoerd. Op zich is dat opmerkelijk. In de Verenigde Staten waren de bepalingen het sluitstuk van een jarenlange ontwikkeling. In Nederland kwam dit soort criteria voor de meeste vennootschappen enigszins uit de lucht vallen. Het gebrek aan debat over deze bepalingen is te meer opmerkelijk omdat het onafhankelijkheidsdenken in de Verenigde Staten een heel andere achtergrond heeft en uit een heel ander systeem komt dan wij hier in Nederland kennen. Het leek mij, een kleine 10 jaar later, nuttig om één en ander te evalueren, en daarbij ons systeem in een breder kader tegen het Amerikaanse systeem af te zetten. Ik heb dat gedaan aan de hand van een aantal kernvragen over onafhankelijkheid. Ten eerste: waarom onafhankelijkheid? Wij moeten ons steeds afvragen wat we precies met onafhankelijke commissarissen willen bereiken. De tweede vraag is: onafhankelijk van wie? Van wie moeten de commissarissen eigenlijk onafhankelijk zijn? Ten slotte heb ik stil gestaan bij de vraag of er bij onafhankelijkheid ook kanttekeningen te plaatsen zijn. Wat zijn de nadelen? Bestaat er bijvoorbeeld ook zoiets als teveel onafhankelijkheid? Uiteindelijk pleit ik ervoor om preciezer met onafhankelijke commissarissen om te gaan. Wij moeten daarbij aan de ene kant wat minder strikt zijn met de onafhankelijkheidseisen vooraf, en aan de andere kant meer consequenties verbinden aan daadwerkelijke onafhankelijkheid. Hierbij moeten we steeds de genoemde kernvragen in het oog houden: “waarom onafhankelijkheid?” en “onafhankelijkheid van wie?”

Wat is het hoogtepunt uit uw juridische carrière?

Dat is tot nu toe denk ik mijn promotie, in december 2010. Het schrijven van mijn proefschrift heeft veel tijd en energie gekost en het is niet altijd meegevallen om dit met mijn werk te combineren. Tegelijkertijd heb ik er veel plezier in gehad en heeft het daarmee ook energie en voldoening gegeven. De formele afronding van dit project was toch wel een hoogtepunt.

Wat of wie is in uw juridisch bestaan uw bron van inspiratie?

Dan noem ik Harry Honée, die helaas in 2001 veel te vroeg is overleden. Hij was onder meer hoogleraar bij de Erasmus Universiteit Rotterdam, maar heeft ook een tijd bij Unilever gewerkt. Hij zag het als zijn taak om jonge juristen te enthousiasmeren voor het recht. Dat is hem bij mij gelukt.

Welk wetsartikel vindt u het mooist?

Artikel 2:8 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek. Daarin staat niet veel meer dan dat de partijen die bij een rechtspersoon zijn betrokken zich jegens elkaar redelijk en billijk moeten gedragen. Dit is in het vennootschapsrecht een belangrijke bepaling. Bij een groot aantal belangrijke uitspraken draait het uiteindelijk om de toepassing en invulling van deze open norm. Dat biedt de rechter veel vrijheid, en dat is voor de praktijk niet altijd even gemakkelijk, maar dat is ook wel mooi.

Welke juridische website raadpleegt u vaak?

De website van Legal Intelligence en van Sdu Commentaar Ondernemingsrecht.

Welk boek las u het laatst?

The Art of Fielding van Chad Harbach.

Met wie zou u een gevangeniscel willen delen?

Met Bert van Marwijk, dan kunnen we even de opstelling voor Nederland – Duitsland doornemen.

Delen:

Het belangrijkste nieuws wekelijks in uw inbox?

Abonneer u op de Mr. nieuwsbrief: elke dinsdag rond de lunch een update van het nieuws van de afgelopen week, de laatste loopbaanwijzigingen en de recentste vacatures. Meld u direct aan en ontvang elke dinsdag de Mr. nieuwsbrief.

Scroll naar boven