De afdeling New York van D66 vierde vorige week op eigen wijze het feit dat Henry Hudson 400 jaar geleden Manhattan ontdekte. Een bijeenkomst werd georganiseerd met als thema de vraag wat de meest in het oog springende verschillen zijn in de manier waarop advocaten in Amerika en in Nederland werken.
Als sprekers waren onder meer aanwezig Carrie Hamburger en Geert-Jan Knoops van het Amsterdamse advocatenkantoor Knoops & Partners en twee Nederlanders die al jaren advocaat zijn in New York, Olav Haazen (kantoor Boies, Schiller & Flexner) en Jeroen van Kwawegen (kantoor Bernstein Litowitz Berger & Grossmann). De discussie werd geleid door voormalig parlementarier Boris Dittrich.
De discussie spitste zich met name toe op de voor- en nadelen van ‘No cure, no pay’. Knoops en Hamburger: “Wanneer een advocaat van te voren een bepaald percentage van de te incasseren schadevergoeding afspreekt, dan krijgt hij een belang bij de afloop van de zaak. Dit leidt tot ongewenste vormen van rechtsbijstand (weigering te schikken, procedeerlust etc). Te vrezen valt dat de client hier de dupe van wordt.”
Haazen en van Kwawegen betogen: “De gedragsregels in Amerika zijn zodanig dat een advocaat elk schikkingsvoorstel verplicht met zijn cliënt moet bespreken. Het risico van een goed schikkingsvoorstel af te wijzen of te lang door te procederen is dat de cliënt en dus de advocaat de deksel op zijn neus krijgt. Een eigen belang bij de afloop van de zaak verhoogt de kwaliteit van de rechtsbijstand.”
Aan het eind van de discussie peilt Dittrich de stemming in de zaal. Een royale meerderheid van de aanwezigen voelt er wel wat voor om de onbuigzame afwijzing van het ‘No cure, no Pay’- systeem in Nederland te nuanceren. Niet alleen in letselschadezaken, maar over de hele linie mogen er openingen worden gezocht om bepaalde categorieën van rechtzoekenden te hulp te komen.
De afdeling D66 in New York belooft de aanwezigen de kwestie bij D66 aan te kaarten.