De bedrijfsopvolgingsregeling (BOR) is een roemruchte vrijstelling in de schenk- en erfbelasting voor de verkrijging van ondernemingsvermogen. Tot een waarde van € 1,3 miljoen is de verkrijging van een onderneming volledig vrijgesteld. Als de onderneming meer waard is, wordt het meerdere voor 83% vrijgesteld. Hierdoor wordt binnen familieverband bij een verkrijging van ondernemingsvermogen slechts over 17% belasting betaald tegen een toptarief van 20% (effectieve belastingdruk van 3,4%).
De regeling is eertijds in het leven geroepen om te voorkomen dat de verkrijgers van ondernemingsvermogen de onderneming – of een gedeelte daarvan – zouden moeten verkopen om de belasting te betalen. Hierdoor zou de werkgelegenheid in het gedrang kunnen komen. Op zichzelf is die reden legitiem. Ook ons omringende landen kennen om die reden vergelijkbare vrijstellingen voor de verkrijging van ondernemingsvermogen. Tegelijkertijd schreeuwt een dergelijk ruime vrijstelling om duidelijke maatvoering, waarbij uitsluitend reële gevallen moeten delen in de vrijstelling.
De ruimhartige BOR staat politiek al enige tijd in de belangstelling, onder meer omdat de BOR soms wordt toegepast op een wijze waarvoor deze niet lijkt te zijn bedoeld. Als voorbeeld is de ‘dubbel-BOR’ of de ‘rollatorinvestering’ genoemd. In het eerste geval schenkt de ondernemer een onderneming aan zijn kinderen om die vervolgens terug te kopen en daarna nog eens te schenken. Resultaat: onderneming en cash belastingvrij naar de kinderen. In het tweede geval wordt op hoge leeftijd geïnvesteerd in vrijgesteld ondernemingsvermogen, waardoor het (beleggings)vermogen van een erflater in spe tijdig wordt geconverteerd in ondernemingsvermogen. Het gebruik van het woord ‘rollator’ roept behendig het beeld op van iemand niet meer in staat is zelf te ondernemen, maar kennelijk nog wel een aanzienlijke zak geld in een onderneming weet te steken om daarmee een belastingvoordeel naar binnen te hengelen.
Overigens stammen deze twee voorbeelden – die prijken in een bijlage met ‘opmerkelijke belastingconstructies’ – al uit 2022. Eveneens is het opmerkelijk te noemen dat de BOR – die als onderdeel van het Belastingplan 2024 al op diverse onderdelen is aangepast ingaande 2024 en 2025 – wederom wordt aangepast. Onlangs is een internetconsultatie live gegaan met wederom voorstellen tot aanpassing van de BOR, waaronder de twee eerdergenoemde ‘opmerkelijke belastingconstructies’. Never a dull moment. Het wil met andere woorden maar niet echt BORing worden in het belastingrecht.
De voorgestelde maatregelen bevatten wat ‘zuur’ en een beetje ‘zoet’. Op bepaalde onderdelen wordt de BOR aangescherpt (naast het tegengaan van de genoemde constructies, kan alleen nog voor ‘gewone ab-aandelen’ de BOR worden geclaimd), op andere onderdelen iets versoepeld (versoepeling van bezits- en voortzettingseis). Tegelijkertijd blijft de principiële vraag over de BOR in het conceptwetsvoorstel onbeantwoord. Die vraag, te weten: hoe kan de BOR beter worden vormgegeven om overmatige facilitering te voorkomen – wordt eigenlijk niet geadresseerd in het conceptwetsvoorstel. Hoogstens bij de laatste consultatievraag komt de mogelijkheid voor degene die de moeite neemt om te reageren op de consultatie om daarover mee te denken. Ik vermoed dan ook dat alleen de antwoorden op vraag 7 (“Heeft u nog andere aandachtspunten ten aanzien van het concept-wetsvoorstel?”) interessante input gaat opleveren. Want dat de BOR uitgesproken voor- en tegenstanders kent, is wel duidelijk. Ook bij het lezen van die antwoorden zal gelden: never a BORing moment.