Afgelopen zomer bleek dat dertig raadsheren(-plaatsvervangers) in de teams strafrecht en belastingrecht van het gerechtshof in Den Bosch niet op de goede manier zijn beëdigd. Bij het afleggen van hun ambtseed is per ongeluk de tekst voor medewerkers bij het hof gebruikt (rijksambtenaren), in plaats van die voor rechters (rechterlijke ambtenaren). Ook bij de beëdiging van enkele advocaten-generaal bij het hof ging het mis.
Kort nadat dit was gebleken kondigde de PG al aan dat hij cassatie in het belang der wet wilde instellen, om op korte termijn duidelijkheid te krijgen over de mogelijke gevolgen van de verkeerde beëdigingen. Dat heeft hij nu gedaan: het zijn twee vorderingen geworden; één in een strafzaak en één in een belastingzaak.
Geen giften aannemen
De teksten van de eed/belofte voor rechterlijk ambtenaren en rijksambtenaren zijn op veel punten gelijk. De belangrijkste verschillen zijn dat in de tekst voor rijksambtenaren niet is opgenomen dat ze geen giften mogen aannemen van (toekomstige) procespartijen en dat het ambt wordt uitgeoefend met onzijdigheid en zonder aanzien van personen. Wat dan weer wel in de tekst voor de rijksambtenaren, maar niet in die voor de rechters staat, is dat men plichtsgetrouw en nauwgezet de opgedragen taken zal vervullen.
Uitspraken in stand
Volgens de PG hoeft het niet woordelijk volgen van de in de wet bedoelde eedformule niet als gevolg te hebben dat de betrokken raadsheren(-plaatsvervangers) niet kunnen worden aangemerkt als een rechterlijk ambtenaar met rechtspraak belast. Daarom kan ook niet worden gezegd dat hun beslissingen niet met het wettelijk vereiste aantal raadsheren zijn genomen. De uitspraken die (mede) door deze raadsheren(-plaatsvervangers) zijn gedaan kunnen dus wat Bleichrodt betreft in stand blijven.
1100 zaken
De PG merkt op dat de onjuiste beëdiging in een groot aantal zaken speelt − het gaat om zo’n 400 strafzaken en 700 belastingzaken waarin cassatie is ingesteld of nog mogelijk is. Als al deze zaken zouden worden vernietigd, zou dat leiden tot rechtsonzekerheid en ernstige vertraging in de afdoening van zaken, schrijft de PG, terwijl aan het inhoudelijk belang van de beëdiging niet substantieel tekort is gedaan. Het risico dat de raadsheren(-plaatsvervangers) hun ambt in de door hun behandelde zaken anders zouden hebben vervuld als bij de beëdiging wel de juiste tekst was toegepast, is volgens de PG praktisch uitgesloten.
Opnieuw beëdigen
De PG vindt dat de verkeerd beëdigden opnieuw hun eed of belofte moeten afleggen. “De beëdiging van rechterlijke ambtenaren op de volgens de wet bepaalde wijze is een rechtstatelijke waarborg, die moet worden gekoesterd en voor de juiste toepassing waarvan waarborgen moeten worden getroffen.”
In juli heeft het hof Den Bosch zestien raadsheren opnieuw beëdigd. De rest (ook de advocaten-generaal) volgt voor ze weer zitting hebben.
De uitspraak van de Hoge Raad wordt op 21 oktober verwacht.