Het afgelopen jaar heeft Nathalie van Waterschoot volop de schijnwerpers gezet op de problemen van de jeugdzorg en de civiele familie- en jeugdrechtspraak. Nadat ze op 25 januari samen met hoogleraar Corine de Ruiter een opiniestuk op Mr. Online had geschreven (Jeugdbescherming en familierecht: parallellen met de Toeslagenaffaire), volgde het spraakmakende interview in het meinummer van Mr. Magazine (‘Rechter zelf klem tussen de raderen van de rechtspraak’). Het artikel werd veelgelezen op Mr. Online en LinkedIn, en vaak becommentarieerd, onder meer door hoogleraar Mariëlle Bruning. Van Waterschoot was te horen op NOS Radio 1, schoof aan bij Humberto en gaf een interview aan NRC.
Welk doel streefde u na met het opinie-artikel en het interview?
“Ik wilde aandacht vragen voor de steeds zorgwekkendere staat van onze rechtsstaat en voor rechtsstatelijk falen in de jeugdzorg en het familie- en jeugdrecht in het bijzonder. Ik zag veel raakvlakken met de Toeslagenaffaire. Uit onderzoeksrapporten als ‘Klem tussen balie en beleid’ en ‘Ongekend onrecht’ blijkt dat veel misstanden niet te wijten zijn aan burgers zelf, maar aan een tekortschietend systeem van regelgeving, beleid, uitvoering en rechtspraak. Daarom kan reflectie op het systeem van jeugdzorg en familie- en jeugdrecht niet uitblijven.”
Met welke organisaties en personen hebt u daarna overleg gehad?
“Ik heb gesproken met stichtingen en verenigingen, met journalisten en documentairemakers, wetenschappers, advocaten, volksvertegenwoordigers in de gemeentelijke en landelijke politiek, ambtenaren en bestuurders van verscheidene private en publieke organisaties. Ik heb ook een podcast opgenomen met CDA-Tweede Kamerlid René Peters en heb een bijdrage geleverd aan het Rondetafelgesprek van de Vaste Kamercommissie Justitie en Veiligheid over Jeugdbescherming Ook heb ik gesproken met FNV Jeugdzorg, met de Raad voor Strafrechttoepassing en Jeugdbescherming, met de politie en het Amsterdamse Openbaar Ministerie, ambtenaren van de ministeries van Justitie en Veiligheid en Volksgezondheid, Welzijn en Sport, de Nationale Kinderombudsman, de Amsterdamse Kinderombudsman, bestuurders van Veilig Thuis Amsterdam en Rotterdam, de Raad voor de Kinderbescherming, Jeugdzorg Nederland en de Jeugdbescherming Rotterdam. Verder heb ik een bijdrage mogen leveren aan een bijeenkomst van de Nederlandse Vrouwenraad en van de Vereniging Vrouw en Recht. En twee bijeenkomsten bijgewoond van de teams Familie en Jeugd van de rechtbanken Amsterdam en Noord Nederland.”
In hoeverre heeft u uw doel bereikt?
“Gezien de vele reacties op LinkedIn en alle gesprekken en bijeenkomsten, is het onder de aandacht brengen goed gelukt. De vraag of het ook wat gaat opleveren, is niet aan mij om te beantwoorden. Voor de nodige veranderingen zijn bestuurders, ambtenaren, hulpverleners en rechters in het systeem van jeugdzorg en familie- en jeugdrecht verantwoordelijk. Wat me opviel is dat alle ketenpartners, inclusief de rechterlijke macht, vaak hetzelfde zeggen en de fundamentele kritiek op het systeem die door externen als advocaten, artsen, wetenschappers en ervaringsdeskundigen wordt geuit, niet delen. Ik heb daarom een reflectieprogramma familierechtspraak en jeugdzorg bepleit, waarbij vooral externe deskundigen van buiten de Rechtspraak en de ketenpartners worden betrokken. Dat is er helaas niet gekomen, en dat vind ik gelet op blinde vlekken en het voorkomen van ‘confirmation bias’ onverstandig.”
Kunt u ons geheugen nog even opfrissen? Wat waren uw eigen ervaringen met jeugdzorg en jeugdbescherming?
“Mijn kinderen en ik kwamen terecht in procedures over omgang en gezag. De waarheidsvinding was onder de maat, het ontbrak aan regie en communicatie, verslagleggingen waren niet op orde, beslissingen werden te laat genomen, een effectief klachtrecht was er niet, en individuele rechtsbescherming was in de familierechtspraak ver te zoeken. Instanties gaan er ten onrechte vanuit dat conflictscheidingen zonder meer worden veroorzaakt door twee ruziënde ouders, maar uit wetenschappelijk onderzoek blijkt dat daarvan in veel gevallen geen sprake is. Vaak gaat het om eenzijdig (ex-)partnergeweld of geweld van een ouder jegens een kind, al dan niet veroorzaakt door psychiatrische problematiek. Als de rechterlijke macht zelf geen deugdelijk feitenonderzoek doet en gezinnen zonder een conflictdiagnose meteen verwijst naar mediation, wordt geen individuele rechtsbescherming geboden. En dan blijft geweld in gezinnen waar sprake is van (ex)partnergeweld of geweld jegens kinderen voortduren. Ik vind dat rechtsstatelijk gezien zorgwekkend. Je kunt je zelfs afvragen of een rechterlijke macht die als samenwerkende ketenpartner van de uitvoerende macht hetzelfde uitgangspunt hanteert en naar dezelfde hulpverleningstrajecten verwijst, werkelijk onafhankelijk is. Voor mij is duidelijk dat kinderen en ouders op deze wijze nergens bescherming vinden en dat het constant mislukken van dezelfde hulpverleningstrajecten onder deze omstandigheden niet aan de ouders zelf te wijten is.”
Uw kritiek werd niet door iedereen binnen de Rechtspraak omarmd. “De rechtspraak reflecteert al volop,” reageerde familierechter Susanne Tempel op Mr. Online.
“Ik vond de defensieve houding van enkele bestuurders in de Rechtspraak en collega-rechters jegens mij onprofessioneel en ongepast. Je mag verwachten dat de rechterlijke macht openstaat voor dialoog, kritiek en zelfreflectie. Vooral wanneer de kritiek te maken heeft met kernwaarden van de rechtsstaat zoals het controleren van de uitvoerende macht door de rechterlijke macht, het bieden van individuele rechtsbescherming en het waarborgen van grondrechten en veiligheid. Henk Naves, voorzitter van de Raad voor de rechtspraak, heeft gezegd dat het Rapport van de Venetië-commissie duidelijk maakt dat we werk moeten maken van de rechtsstaat. En dat we in de spiegel moeten durven kijken, ook als de kritiek soms fors is. Ik hoop dat hij de daad bij het woord voegt, en dat er serieus wordt gekeken naar in hoeverre de familie- en jeugdrechtspraak in overeenstemming is met de kernwaarden van de rechtsstaat.”
U moest op het matje komen bij het gerechtsbestuur van de rechtbank Amsterdam. Wat kunt u daarover vertellen?
“Ik vond het gesprek met het gerechtsbestuur teleurstellend. Het bestuur deed voorkomen alsof ik zomaar de publiciteit had gezocht, maar dat is niet zo. Ik had al vaker de aanwezigheid van systeemfouten onder de aandacht van familierechters gebracht. Al in 2016 heb ik in samenwerking met de Praktizijnsbibliotheek een bijeenkomst georganiseerd op de rechtbank Amsterdam met de titel ‘De ene vechtscheiding is de andere niet’. Sprekers waren een ervaren advocaat en recherchepsychologen van de landelijke politie. De zaal zat vol met advocaten, maar niet met familierechters. De Raad voor de rechtspraak en het Landelijk Vakoverleg Familie stonden ook de laatste jaren niet open voor overleg en reflectie. En ook het gerechtsbestuur wilde geen gesprek over de noodzaak tot reflectie op de structurele en rechtsstatelijke problemen in het familie- en jeugdrecht, maar sprak enkel over mijn persoon en mijn vrijheid van meningsuiting als rechter. Ik werd door het bestuur bejegend alsof het met mij niet goed zou gaan en ik ‘mocht’ op de koffie bij procureur van de Hoge Raad Jos Silvis om over de vrijheid van meningsuiting van rechters te praten. Ik zie in dergelijk bestuurlijk handelen geen moreel leiderschap en ook geen verantwoordelijkheid naar de samenleving. Wanneer vanuit de samenleving in toenemende mate fundamentele en juridisch onderbouwde kritiek wordt geuit op een rechtssysteem en op gebreken die de kern van onze rechtsstaat raken en waar veel kinderen en ouders onder lijden, moet een rechterlijke macht responsief en reflectief reageren.”
Wat heeft u besproken met Jos Silvis?
“Over het gesprek met Jos Silvis kan ik zeggen is dat dit er niet toe heeft geleid dat ik me in mijn vrijheid van meningsuiting als rechter beknot voelde.”
U heeft in de media ook uw zorgen geuit over stigmatiserende risicoprofielen en het uitwisselen van persoonsgegevens door uitvoeringsinstanties en instellingen in de jeugdzorg.
“Ja, mijn gezin heeft daar ook mee te maken gehad en soortgelijke problemen spelen waarschijnlijk ook in de Toeslagenaffaire. Ik ken risicoprofielen van jaren geleden waarin een lange lijst met risicofactoren is opgenomen zoals ‘asielzoeker’, ‘illegaal’, ‘nieuwkomer’, ‘samengesteld gezin’, ‘eenouder gezin’ en ‘levend van een minimuminkomen’. Volgens Stichting KOG (informatiepunt voor Kinderen Ouders Grootouders over jeugdzorg) staan bij Jeugdzorg ‘alleenstaand ouderschap’, ‘laag inkomen’ en ‘depressieve ouder’ als risicofactoren bovenaan en leidt het gebruik hiervan tot een te strenge controle door Jeugdzorg. Ouders worden er door het gebruik van risicofactoren en het niet doen aan waarheidsvinding, dus snel van verdacht geen goede ouder te zijn. De Jeugdzorg noemt dat een opeenstapeling van problemen bij de ouders. Maar in hoeverre is feitelijk werkelijk sprake van ernstige problemen? In oktober werd bekend dat tussen 2015 en 2020 1.115 kinderen van toeslagenouders uit huis zijn geplaatst. Bij hoeveel van deze ouders is sprake van terechte uithuisplaatsingen? En hebben niet veel meer ouders te lijden onder beslissingen van de Jeugdzorg op basis van stigmatiserende risicoprofielen en hierop gebaseerde conclusies? Ik heb de bestuurder van Jeugdzorg Nederland vragen gesteld over het gebruik van risicoprofielen en de verwerking en uitwisseling van persoonsgegevens door uitvoeringsinstanties als jeugdzorg en politie, maar geen antwoord gekregen.”
U vertrekt naar de rechtbank Noord-Nederland. Heeft de reactie van de rechtbank Amsterdam op het rapport van Corinne Dettmeijer over de dood van een vader en zijn dochter Famke daarbij een rol gespeeld?
“Jazeker. De wederom defensieve reactie vond ik heel pijnlijk voor de betrokkenen zelf en alle anderen die door het systeem van familierecht en jeugdzorg veel leed hebben meegemaakt. Verder worden door de rechtbank juridische oplossingen aangedragen die geen oplossing zullen bieden in zaken zoals die van het doodgeschoten meisje of andere situaties waarin sprake is eenzijdig (ex)partnergeweld, geweld tegen een kind en psychiatrische problematiek. Hoe kun je, wanneer de ene ouder A en de andere ouder B zegt, met hoor en wederhoor tot een oplossing komen? En hoe weet je met een kindbrief of datgene wat is opgeschreven daadwerkelijk de stem is van het kind? Dan moet je toch nog steeds aan waarheidsvinding doen en deskundig feitenonderzoek verrichten? De in mijn ogen niet adequate reactie van de rechtbank had tot gevolg dat ik als mens en als rechter niet in de rechtbank verder kon.”
Heeft uw kritiek op de rechterlijke macht een negatieve invloed gehad op uw gezag als rechter?
“Nee, integendeel denk ik. Een gesloten en defensief reagerende rechterlijke macht maakt juist dat de rechterlijke macht aan gezag inboet. Een advocaat verwoordde het in een van de vele berichten die via mijn LinkedIn aan mij werden verzonden, heel treffend: ‘Edelachtbare vrouwe, we kennen elkaar niet. Toch wil ik u graag een hart onder de riem steken. Het aankaarten van de problemen met feitenvaststelling in de jeugdrechtspraak is precies wat de rechtspraak nodig heeft. Juist u bent degene die voor vertrouwen in de rechtspraak zorgt’.”
U stopt nu met aandacht vragen voor de kwestie. Waarom?
“Ik heb me dit jaar ten volle ingezet om de structurele gebreken in de jeugdzorg en de civiele familierechtspraak onder de aandacht te brengen. Volgend jaar ga ik me volledig richten op mijn werkzaamheden als bestuursrechter voor de rechtbank Noord-Nederland. Ook in dat rechtsgebied is genoeg te doen waar het gaat om herstel van het vertrouwen van de burger in de bestuursrechtspraak.”
Tot slot: hoe gaat het met u?
“Ik ben moe maar voldaan. Vanaf mei heb ik naast mijn fulltime werkzaamheden als rechter bijna wekelijks gesprekken en bijeenkomsten gehad over familierecht en jeugdzorg. Ik heb nu een paar weken verlof om daarna weer fris aan het werk te gaan.”