Rechtbank Gelderland: e-Herkenning mist wettelijke grondslag

Een besloten vennootschap die uit principe weigerde het inlogmiddel eHerkenning aan te schaffen om aangifte voor de loonheffing te doen, heeft gelijk gekregen van de rechtbank Gelderland. Zij vindt dat er geen wettelijke basis is om belastingplichtigen te verplichten eHerkenning aan te schaffen.

Delen:

Depositphotos_54204699_S-inloggen-fa76f166
beeld: Depositphotos

Het gaat in deze zaak om een besloten vennootschap uit het Gooi. Tot eind 2019 logt zij voor het doen van aangifte voor de loonheffing in op de site van de Belastingdienst. Vanaf 2020 kan dat niet meer; voortaan is eHerkenning nodig om te kunnen inloggen op het nieuwe portaal ‘MijnBelastingdienst Zakelijk’. Deze software moet bij een commerciële partij worden aangeschaft.

De BV weigert te betalen voor een inlogmiddel. Zij erkent dat zij digitaal aangifte moet doen, maar stelt dat de Belastingdienst haar niet kan verplichten om eHerkenning tegen betaling aan te schaffen. Omdat de Belastingdienst geen aangifte loonheffing van de belastingplichtige heeft ontvangen, is een naheffingsaanslag opgelegd.

Compensatieregeling

De belastingplichtige meent dat de Wet digitale overheid eerst in werking moet treden en dat een ministeriële regeling niet voldoende is om haar te verplichten tot de aanschaf van eHerkenning. De Belastingdienst stelt dat eHerkenning niets anders is dan een elektronische handtekening en dat op grond van de wet nadere eisen mogen worden gesteld aan het gebruik van elektronische berichten. Deze nadere regels staan in een regeling van de staatssecretaris van Financiën. Ook voert de Belastingdienst aan dat  belastingplichtigen na aanschaf van de eHerkenning kunnen verzoeken tot toepassing van de compensatieregeling voor de gemaakte kosten.

Geen wettelijke basis

Volgens de rechtbank kan de Algemene wet bestuursrecht een wettelijke basis bieden, mits de verplichte aanschaf van eHerkenning voor het doen van een aangifte bij wet wordt voorgeschreven. Omdat deze wet ontbreekt, is de vraag of de bevoegdheid van de staatssecretaris van Financiën om belastingplichtigen te verplichten eHerkenning aan te schaffen bij een commerciële partij uit de Algemene wet inzake rijksbelastingen voortvloeit. De rechtbank constateert dat er geen wettelijke basis voor de betalingsverplichting bestaat; daaruit volgt de conclusie dat de ministeriële regeling geen rechtsgrond biedt.
Dat de aangifteplichtige achteraf een deel van de kosten voor eHerkenning (tijdelijk) vergoed kan krijgen, maakt dat niet anders, aldus de rechtbank. De naheffingsaanslag wordt vernietigd.

Delen:

Het belangrijkste nieuws wekelijks in uw inbox?

Abonneer u op de Mr. nieuwsbrief: elke dinsdag rond de lunch een update van het nieuws van de afgelopen week, de laatste loopbaanwijzigingen en de recentste vacatures. Meld u direct aan en ontvang elke dinsdag de Mr. nieuwsbrief.

Meest gelezen berichten

Van onze kennispartners

Juridische vacatures

Scroll naar boven