In deze zaak voert een woningeigenaar met succes een procedure over de WOZ-waarde van zijn woning: die wordt door de heffingsambtenaar van de Belastingsamenwerking Oost-Brabant (BSOB) verlaagd. Hij krijgt vervolgens een proceskostenvergoeding, die later door de ambtenaar nog eens wordt verhoogd omdat werd uitgegaan van verkeerde forfaitaire bedragen. Desondanks stelt de eigenaar tegen die proceskostenvergoeding beroep in, een kwestie die uiteindelijk belandt bij de rechtbank Oost-Brabant.
Opvallend stevige taal
Voordat rechter M. de Vries toekomt aan de inhoudelijke behandeling, laat hij duidelijk zijn irritatie over de gang van zaken blijken. De woningeigenaar en zijn gemachtigde zijn niet verschenen. De rechter had graag willen weten waarom de gemachtigde ‘opvallend stevige taal’ had gebruikt in zijn producties – maar kreeg die kans dus niet. Volgens de rechter gaat de gemachtigde de grenzen te buiten van wat van een professioneel gemachtigde mag worden verwacht. Uit termen als ‘het volgende lachwekkende bericht’, ‘klinkklare onzin’ en ‘de BSOB die zelf in de slachtofferrol kruipt en denk [sic] dat wij uberhaupt zitten te wachten op die peulenschilletjes van proceskostenvergoedingen in beroep’, klinkt volgens de rechter ‘een weinig zakelijke houding’. “Eerder polariseert het de verhoudingen tussen de gemachtigde van eiser en de heffingsambtenaar. Het is daarom te meer jammer dat de gemachtigde van eiser niet naar de zitting is gekomen om de achtergrond van deze woordkeuze te bespreken.”
Niet verschijnen
Die gemachtigde had zich de avond voor de zitting afgemeld. Rijkelijk laat, vindt de rechter. Als reden had de gemachtigde opgegeven ‘de afstand’ – maar die is niet onoverbrugbaar; de woningeigenaar zelf woont op zo’n 20 kilometer van de rechtbank. Het afmelden vlak voor de zitting komt vaker voor. Geen goede zaak, vindt de rechtbank. “Door niet te verschijnen op de zitting wordt het gesprek gefrustreerd. Bovendien hebben zowel de heffingsambtenaar als de rechtbank zich voorbereid op dat gesprek en zijn er vooraf door de rechtbank vragen geformuleerd om de discussie vorm te geven. Dat is (grotendeels) vergeefs geweest.”
Late intrekkingen
Deze rechtbank, en ook elders in het land, wordt de laatste tijd ‘opvallend vaak’ geconfronteerd met late intrekkingen van beroepen in WOZ-geschillen. Dat betreft doorgaans zaken die zijn aangebracht door (WOZ-)bureaus die werken op no cure-no pay-basis. Ondanks de inspanningen van de rechtbank om deze ontwikkeling van late intrekkingen in te dammen, is de stroom aan intrekkingen nog niet gestopt. De rechtbank belt vaak om een toelichting op de intrekking en geeft daarbij aan dat dit onwenselijk is. Na een intrekking kan de rechtbank geen uitspraak meer doen omdat er geen zaak meer is. Dat kon overigens wel in deze zaak over de woningeigenaar.
Handelingen
De rechtbank overwoog om in deze uitspraak uit te werken hoeveel en welke handelingen er per gemiddelde beroepszaak door de medewerkers van de rechtbank in de afzonderlijke fases die een dossier doorloopt worden verricht. Maar omdat dit zou resulteren in een groot stuk tekst – dat niet volledig kan zijn en daarmee geen recht doet aan al het werk en de skills van de betrokken professionals – heeft de rechtbank daarvan afgezien.
Zittingsrooster
Het zittingsrooster wordt ongeveer een half jaar van te voren bepaald. Rechter De Vries noemt het een ‘ingewikkeld proces’ om zittingsruimte (zaal), zittingstijd (behandelduur), zittingskoppel (rechter en griffier) en bodecapaciteit op elkaar af te stemmen. Een eenmaal vastgesteld rooster is daarom lastig aan te passen en zeker niet veelvuldig of last minute. Dat maakt dat de rechtbank niet heel veel speelruimte heeft in het schuiven met zaken. De rechtbank probeert zaken van partijen te clusteren om de reisbewegingen van gemachtigden te minimaliseren. Dat maatwerk kost veel tijd in de voorbereiding. Die tijd is vergeefs besteed bij grote aantallen intrekkingen.
Onwenselijk
Door dit alles zijn laattijdige intrekkingen onwenselijk, aldus de rechtbank. Vaak wordt bij een intrekking geen reden vermeld, “dat maakt al het voorgaande des te wranger”, zeker nu de rechtspraak onder druk staat, en de belastingrechtspraak in het bijzonder. “Met het landelijke tekort aan rechters en de sterk gestegen instroom van WOZ-zaken de afgelopen jaren streeft de rechtbank er naar om de besteding van zittingstijd, rechterscapaciteit en de administratieve en juridische ondersteuning te optimaliseren. Daarbij is de rechtbank sterk afhankelijk van partijen.”
Niet professioneel
Mede daarom organiseerde de rechtbank Oost-Brabant in maart 2024 een comparitiezitting tussen een grote no cure-no pay speler en achttien heffingsambtenaren om te kijken wat alle betrokken (inclusief de rechtbank) voor elkaar kunnen betekenen om de gang van zaken zoveel mogelijk te stroomlijnen. Wil een partij niet op zitting komen, dan moet deze partij dat zo spoedig mogelijk laten weten. Gebeurt dat in een heel laat stadium (de avond, de nacht, de ochtend voor de zitting of zelfs als de zitting als is begonnen), dan ontneemt de afzeggende partij de tegenpartij de mogelijkheid om zich te beraden op eventueel afzien van de zitting en eventueel instemmen met een afdoening buiten zitting. “Dit staat nog los van het feit dat een dergelijke handelwijze niet professioneel is. Een late afmelding bereikt de tegenpartij vaak niet op tijd en deze heeft zich voorbereid op een zitting met aanwezigheid van de andere partij.” Deze rechter voelt nadrukkelijk frustratie bij deze gang van zaken.
Doorlooptijd
Met deze uitspraak vraagt de rechtbank aandacht voor het verlies aan kostbare voorbereidings- en zittingstijd door het ruim aanbrengen van zaken die te laat in het traject worden ingetrokken of waar een partij niet op zitting verschijnt. “Dat verlies heeft direct gevolgen voor de doorlooptijd van andere zaken. Los van de voorbereidingstijd van de rechtbank is er ook de voorbereidingstijd van de heffingsambtenaren. Ook die tijd wordt uiteindelijk betaald uit belastinggeld. Het is daarom in ieders belang dat alle betrokkenen goed nadenken over de zaken die zij aanbrengen, te allen tijde vlot communiceren en sowieso tijdig laten weten of een beroep gehandhaafd wordt en – zo ja – of behandeling op een zitting noodzakelijk is.”
Uitspraak gepubliceerd
Dit alles is voor de rechtbank reden deze uitspraak te publiceren. “Niet om aan naming & shaming te doen. De rechtbank heeft daarom de naam van de gemachtigde geanonimiseerd, hoewel dat volgens de anonimiseringsrichtlijn strikt genomen niet had gehoeven.” Overigens, de woningeigenaar wint wel de zaak over de proceskostenvergoeding.