Nog niet zo lang geleden ontspon zich in deze kolommen een belangwekkende gedachtewisseling over een weinig waarheidsgetrouwe rechter in (voortijdige) ruste die les geeft aan advocaten en wie weet ook wel aan andere juristen. Kiesheidshalve blijve zijn naam hier verder onvermeld: hij is al voldoende over de hekel gehaald al is nog niet helemaal duidelijk of hij daarvan ook voldoende heeft geleerd.
Schrijver dezes stelde: een liegende rechter kan beter niet optreden als leermeester. Bovendien zijn er zelfs voor uitgerangeerde rechters nog zo veel andere menselijk en maatschappelijk nuttige dingen te doen. Dit standpunt vond enige bijval, maar stuitte ook op kritiek: waarom zo op de man gespeeld?
Er zit iets in. Ad hominem versus ad rem is inderdaad een belangrijk onderscheid. Ga altijd na wat een standpunt waard is, zonder aanzien des persoons. Maak van zakelijke onenigheid geen persoonlijk conflict, ben en blijf beleefd en voorkomend ook jegens je grootste zakelijke tegenstrevers. In ieder geval in zaken moet gelden: fortiter in re, suaviter in modo: wees hard in de zaak, maar mild in je manieren.
Word wél boos op je naasten, wees daarin niet bang, anders zouden zij niet begrijpen waar je grenzen liggen en dus ook niet wie je eigenlijk bent. Zaken zijn zaken, persoonlijke verhoudingen draaien nu eenmaal ook om emoties. Persoonlijke verhoudingen zijn onzakelijk en dat is maar goed ook.
Schuil achter ad hominem versus ad rem gaat een nog fundamenteler verschil: dat tussen de genese van opvattingen (contexts of discovery) en de geldigheid dan wel waarheid van die opvattingen en argumentatie daartoe (contexts of justification). Zo beschouwd zou zelfs een liegende rechter prima les kunnen geven. De waarheid van zijn woorden en de geldigheid van zijn argumentatie ter zake zijn immers onafhankelijk van zijn persoonlijke kwaliteiten. Een veroordeelde flessentrekker kan prima les geven in glas blazen, net zo goed als een kinderlokker in dwangbehandeling feilloos elementaire logica kan verhelderen.
Maar geldt dat ook voor onderwijs in het recht? Dat hangt er vanaf. Elke deskundige kan een tool kit conception of law uitleggen. Daarin zijn juridische mogelijkheden niets meer dan aanleidingen tot kunstgrepen of gewoon kunstjes ter behartiging van willekeurige belangen. Dat zouden handige fraudeurs zelfs beter kunnen dan fatsoenlijke juristen.
Een ander verhaal wordt het als een min of meer beschaafde rechtsorde moet dienen om recht en zelfs enige rechtvaardigheid te vestigen. Vooronderstelling daarvan is dat feiten ter zake voor zover mogelijk werkelijkheidsgetrouw worden weergegeven.
Sinds 2002 geldt in de burgerlijke rechtsvordering dan ook de waarheidsplicht van art. 21 Rv.: partijen moeten alle feiten en omstandigheden ter zake melden aan de rechter. Doen zij dat niet, dan kan de rechter ‘doen wat haar geraden acht’. Inderdaad: zonder feiten geen recht, al zullen niet alle partijen er voldoende van doordrongen zijn. Nogal eens kan dit principieel dwingend maar praktisch onmachtig recht straffeloos worden ontdoken.
Rechtens vastgestelde juridische waarheid is nu eenmaal niet altijd historische waarheid. Wat partijen kunnen en mogen bewijzen komt niet altijd neer op wat werkelijk is gebeurd. (Kan ook de liegende rechter zich daarop beroepen, door te stellen dat hij volgens de rechter heeft gelogen maar niet in het echt?)
Wat gaat die liegende rechter dus uitleggen over die waarheidsplicht, bedoeld om de kloof tussen juridische en historische waarheid te verkleinen? Dat je je er aan moet houden, ook als advocaat, of dat je moet nagaan hoe groot de kans is dat je verhulling van minder welkome feiten toch aan het licht komt? Welke beroepshouding probeert een dergelijk docent bij te brengen?
Ethos, pathos en logos, daarom gaat het hier. Zonder retoriek is er geen overtuigende argumentatie. De kracht van een betoog wordt bepaald door het ethos van de spreker, de gevoeligheid (pathos) van het gehoor en de logos van het betoog zelf. Een schijnheilige of gewoon opportunistische spreker maakt op een fatsoenlijk gehoor geen goede indruk. Eerlijke advocaten zullen zich toch afvragen wat zij aan moeten met een betoog over rechtsvordering van een man die er zelf weinig mee op had. ‘Logisch’ kan het allemaal kloppen, maar toch.
Les geven is altijd ook: het goede voorbeeld geven, zeker als het gaat om enig normatief discours. Dan verdient een docent van onbesproken gedrag toch de voorkeur. Er zijn er genoeg.
Net zo goed als er voor de liegende rechter genoeg andere en ook nog nuttige dingen te doen zijn. Zo veel vrijwilligerswerk ligt voor het oprapen – al zal het minder goed worden betaald dan cursussen voor advocaten.
Bovendien: waarom keert die rechter niet op zijn schreden terug, om zijn slachtoffers én zichzelf te bevrijden van zijn schuld? Wandaden kunnen gebeuren. Achteraf is het de kunst om de schuld ongedaan te maken. Het kan, tenminste ten dele, bijvoorbeeld door verontschuldigingen en schadevergoeding aan te bieden. Zelfs goede werken voor het algemeen belang kunnen iets van schuld goed maken. Dat is rechtsherstel, maar ook daarin geeft de liegende rechter tot nu toe niet het goede voorbeeld.
Kennelijk wordt hij er evenmin toe gedwongen. Binnen en buiten de Raad voor de Rechtspraak heeft hij nog voldoende vrienden. Vriendschap betekent dingen van elkaar door de vingers zien. Geldt dat ook voor professionele solidariteit, als die in strijd komt met waarheid en recht? Weer geldt hier het onderscheid ad hominem versus ad rem: bewogenheid met de persoon van de liegende rechter mag professionele afrekening niet in de weg staan. Betaal je schulden, desnoods onder dwang, wacht op vergeving en begin weer met een schone lei: voor de rechter en voor de rechtspleging in het algemeen. Het zou een goed voorbeeld zijn.
Hoe dan ook mogen de liegende rechter en zijn vrienden zich nu niet langer beklagen over onaardige bejegening door uw schrijver – al was het maar vanwege deze goede raad.
En de titel van dit stukje? Dat waren de woorden van Robert de Niro, in Taxi driver (1976) starend naar obscure passanten in een regenachtige nacht.