In 2023 ging het in 265 van de 705 tuchtrechtelijke uitspraken bij de Raden van Discipline over een klacht die door de wederpartij was ingediend. Dat is dus de wederpartij van de cliënt die de advocaat bijstaat. Daarbij gebeurt het regelmatig dat de tuchtklacht wordt ingediend, terwijl de rechtszaak tussen de partijen nog loopt. De advocaat brengt bijvoorbeeld namens de cliënt een dagvaarding uit aan de wederpartij. Die wederpartij dient meteen een tuchtklacht in over alle onjuiste (Gr. 8) en onnodige grievende stellingen (Gr. 7) die hij/zij in de dagvaarding heeft kunnen ontdekken. Dat gebeurt vaak in familiezaken. Hetzelfde is ook wel voorgekomen in een lopende strafzaak waarbij de officier van justitie klaagde over de advocaat die meerdere verdachten bijstond.
Boosheid en teleurstelling zijn begrijpelijke emoties als drijfveer voor zo’n klacht, maar niet zelden is het een strategische zet, of een fishing expedition. Druk zetten op de advocaat van de wederpartij kan de zaak van klager dienen. Is dat gerechtvaardigd? Moeten de deken en de tuchtrechters wel kennisnemen van een klacht van de wederpartij terwijl de onderliggende rechtszaak nog loopt?
We beginnen bij de rechtspraak van het EHRM. De vraag of een advocaat mag worden terechtgewezen voor hetgeen (te goeder trouw) in de procedure naar voren wordt gebracht, is een aantal keren aan de orde geweest. In de zaak Nikula vs Finland NIKULA v. FINLAND (coe.int) had de advocaat in sterke bewoordingen de aanklager beschuldigd van manipulatie van bewijs en verzinnen van beschuldigingen. De advocaat werd vervolgd, veroordeeld tot betaling van een schadevergoeding en proceskosten. Het EHRM oordeelde dat er sprake was van een niet-gerechtvaardigde inbreuk op 10 EVRM, de vrijheid van meningsuiting van de advocaat. In deze uitspraak achtte het EHRM van belang dat het ging om beschuldigingen die de advocaat uitte in het kader van de verdediging van de verdachte jegens de officier van justitie in de desbetreffende strafzaak. Het EHRM oordeelde dat van een criminele vervolging van advocaten voor hetgeen zij tijdens een procedure namens hun cliënt aanvoeren een ‘chilling effect’ zal uitgaan en dit invloed zal hebben op de afwegingen die een advocaat moet maken in de procedure.
In de zaak Kyprianou/Cyprus KYPRIANOU v. CYPRUS (coe.int) werd Kyprianou beschuldigd van belediging tijdens ‘cross-examination’. In het oordeel van het EHRM komt terug dat er van een terechtwijzing van een advocaat een ‘chilling effect’ uitgaat, niet alleen voor de advocaat in kwestie, maar ook voor de beroepsgroep als geheel. Advocaten zullen zich beperkt voelen in hun keuze voor bepaalde stellingen, pleidooien, bepaalde verzoeken aan het gerecht en gedurende procedures ten overstaan van het gerecht.
Naar ons oordeel krijgen wederpartijen (met hun 265 klachtzaken in 2023) op dit moment te veel ruimte om met een tuchtzaak druk op de advocaat van de wederpartij te zetten tijdens een lopende procedure. Het wordt ze nog gemakkelijk gemaakt ook: een klacht kan gratis via een webformulier bij de deken worden ingediend.
Dit kan anders.
De deken zou wat ons betreft als filter en poortwachter kunnen fungeren en klachten van wederpartijen tijdens lopende procedures standaard aanhouden tot de lopende rechtszaak tussen partijen is beëindigd. Als er vonnis is gewezen wordt de klacht opgepakt en vindt er onderzoek plaats naar het gedrag van de advocaat tijdens die procedure. Gaat het om ernstige schendingen (van kernwaarden bijvoorbeeld), dan kan de deken een zelfstandig dekenbezwaar indienen.
Hiermee wordt voorkomen dat de onafhankelijkheid en partijdigheid van de advocaat gedurende de procedure onder druk wordt gezet door de wederpartij.
Is dit in het stelsel in te passen? Wij denken van wel. De deken stelt op grond van art. 46c Advocatenwet een onderzoek in naar elke bij hem ingediende klacht. De Advocatenwet schrijft niet voor hoe lang het onderzoek mag duren en verbiedt niet om de klachtbehandeling aan te houden. De mogelijkheid van aanhouding kan worden opgenomen in de Leidraad dekenaal klachtonderzoek.
De klager wordt niet benadeeld. In de onderliggende zaak tussen de partijen zal de rechter een oordeel geven over de feiten. De lopende procedure is de plaats waar de wederpartij verweer kan voeren.
Verder valt op dat de tuchtcolleges het belang van de wederpartij-klager nauwelijks toetsen. Dat belang wordt verondersteld. Vervolgens wordt inhoudelijk gekeken of de advocaat voor de gewraakte uitlating een onderbouwing had. Verder wordt gekeken of de uitlating dienstig was voor de zaak van de cliënt. Het is soms bizar te moeten constateren dat terwijl de rechtszaak nog loopt, een advocaat zich met ellelange verhalen over diezelfde zaak moet verdedigen bij de deken.
Makkelijker gezegd dan gedaan, dat beseffen wij. Het zou echter naar onze mening de zuiverheid van de lopende rechtszaak ten goede komen.