Uw kantoor heeft pas een brief verstuurd aan minister van Rechtsbescherming Franc Weerwind, waarin het stelt dat gevangenispersoneel u en uw cliënt monitorde en hierover rapporteerde. Wat is er exact gebeurd en waar?
“Tijdens een regulier bezoek aan een Marengo-verdachte werd de deur van de spreekkamer plotseling geopend en werd ik gevraagd mee te lopen. Ik dacht dat er een calamiteit was, of zoiets. Drie gevangenisbewaarders namen me apart en zeiden: ‘U hebt om een glaasje water gevraagd, u hebt gevraagd of het gesprek werd afgeluisterd, u praat hard en u loopt heen en weer door de kamer. Gaat het wel goed?’”
Uw kantoor stelt dat het ‘recht op een vrij en vertrouwelijk verkeer hierdoor wordt geschonden’. Advocaten moeten ‘ongestoord en onbespied hun werk kunnen doen’. Hoe is dat verkeer geschonden voor u als advocaat? Waar ging men de grens over?
“Het gevangenispersoneel, lees de overheid, gaat een grens over door mee te kijken en mee te luisteren met mijn gesprek. Op die manier komt de vertrouwelijkheid in het geding. Dat lijkt me evident. Als advocaat zie ik het ook als mijn plicht om daarop actief toe te zien. Mijn geheimhoudingsverplichting reikt ver, en ik zal tot het uiterste gaan om die te verdedigen.”
U staat cliënten bij in de zaak Marengo. In en rond die zaak is veel gebeurd – van advocaten die zijn aangehouden op verdenking van het doorspelen van informatie van Ridouan Taghi tot de moord op mensen uit de kring van kroongetuige Nabil B. Kunt u zich voorstellen dat de overheid er groot belang aan hecht dat dit niet meer zou kunnen gebeuren? Maar ook dat er wordt gekeken of advocaten niet onder druk staan van hun cliënten, om hen te beschermen?
“Natuurlijk, zeker gegeven de voorbeelden die u schetst. Tegelijkertijd is dit niet de weg. Vanuit de Orde en vanuit de advocatuur wordt bovendien al veel gedaan om hierover bewustzijn te creëren. Tijdens je opleiding, als stagiaire, is er al veel meer aandacht voor dan vroeger. Tegenwoordig zijn er ook weerbaarheidstrainingen en er is een hulplijn voor advocaten. Ook op kantoor hebben wij allerlei ‘checks and balances’ ingebouwd. Overigens hoop ik dat men er nog wel op vertrouwd dat ik aan de bel trek, als er iets mis zou zijn. Ik weet de Deken dan wel te vinden, daar kun je van op aan.”
Doet de NOvA wel genoeg om haar leden te beschermen?
“Dat gevoel heb ik wel. In dit soort kwesties ben ik altijd blij dat Nederland een onafhankelijke Orde heeft, met wie je daadwerkelijk in gesprek kunt, zonder dat je voor je geheimhouding hoeft te vrezen. Dat moeten we koesteren. Maar vergeet ook niet, de Orde heeft veel ballen hoog te houden en moet op meerdere borden schaken. Van toezichthoudende rol tot de belangen van alle verschillende soorten advocaten; dat is natuurlijk ook een heel gecompliceerde functie.”
Als u het voor het zeggen had, wat zou dan de oplossing kunnen zijn voor bovenstaande problematiek?
“Ik zou me allicht kunnen voorstellen dat je een bepaalde vorm van ervaring verplicht stelt, alvorens je bijvoorbeeld de EBI binnen kunt komen. Al dan niet gecombineerd met een weerbaarheidstraining of een specifieke opleiding. Maar alsjeblieft, laat de overheid wegblijven uit mijn spreekkamer! Stel je toch eens voor je de dokter bezoekt en dat de overheid dan meekijkt! Dat is toch ondenkbaar?”
U heeft al heel wat zaken achter de rug met cliënten die verdacht werden van lidmaatschap van een criminele organisatie. Wat was in al deze zaken voor u een hoogtepunt in uw loopbaan als strafpleiter?
“U treft mij niet per se op een goed moment, om eerlijk te zijn. Ik vind het soms best lastig om positief te blijven in dit vak. Het verhardt de laatste tijd extreem, zowel op het gebied van wetgeving, als hoe ernaar wordt gekeken door de politiek en door de samenleving. Daar ben ik bezorgd over en dat is regelmatig knap lastig opereren. Hoogtepunten zijn er nog altijd binnen ons kantoor. Dan doel ik op de mensen met wie ik werk, daaruit haal ik dagelijks veel voldoening. Er wordt op kantoor hard en vaak gelachen. Het is een bijzondere groep mensen. Ik noem het mijn zakelijke familie, met allemaal dezelfde drive. Dat is regelmatig één groot hoogtepunt en een grote bron van inspiratie. En het klinkt misschien gek, maar ook de contacten met mijn cliënten ervaar ik vaak als een hoogtepunt. Ik kan erg gefascineerd zijn door mensen en door de wijze waarop ze zich gedragen.”
Wie of wat is in uw juridisch bestaan uw bron van inspiratie?
“Haha! Misschien klink ik nu wat cynisch en ongetwijfeld oud, maar voor mij waren de jaren tachtig, negentig en iets daarna erg inspirerend. Vooral als je kijkt naar de jurisprudentie uit die tijd en de toon van de inhoud van de beslissingen. Neem bijvoorbeeld het arrest ‘de hollende kleurling’. In die tijd kenden we nog echt rechtsbescherming en was het meer dan nu mogelijk om de samenleving ervan te overtuigen dat je in sommige gevallen verdachten vrijuit moet laten gaan, om het systeem zuiver te houden. In mijn studie las ik veel van die arresten. Ik ben daar toen enorm door geïnspireerd.”
Welke tot de verbeelding sprekende verdachte zou u nog wel eens willen bijstaan?
“De status van een verdachte spreekt me niet zo aan. Ik ben in beginsel door een zaak geboeid. Later komt de verstandhouding met de verdachte. Een kantoorgenoot van mij werd eens benaderd door iemand die eerder ‘tegenover’ die kantoorgenoot had gestaan als benadeelde partij. Dat vond ik zo’n groot compliment. Ik zou het leuk vinden om nog eens zo’n cliënt te verdedigen.”
Welk boek las u het laatst dat indruk op u maakte, en waarom?
“Het geheim van lange liefde van Werner Bartens, een Duitse wetenschapsjournalist. Mateloos fascinerend vond ik dat boek. Zo staat er bijvoorbeeld in dat mensen die elkaar lekker vinden ruiken kinderen krijgen met een krachtiger immuunsysteem; dat heeft de natuur evolutionair zo geregeld. Geweldig toch?”
Als u in de cel zou moeten zitten met een andere persoon, wie zou dat zijn?
“Ik denk met mijn kinderen, daar kan ik uiteindelijk het meest van hebben en die luisteren soms nog wel eens naar me. Tegelijkertijd hebben ze een lastige leeftijd op dit moment. Dus misschien is die gedachte toch te optimistisch. Maar als zij nou af en toe een uurtje recreëren in de luchtkooi, moet het vol te houden zijn.”