Een meerderheid in de Tweede Kamer heeft bij de stemmingen van dinsdag 18 juni deze motie aangenomen. Deze opzet wijkt af van de door minister Weerwind oorspronkelijk voorgestelde invulling: hierin was voorzien om het toezicht bij de OTA te beleggen en de klachtafhandeling bij de lokale dekens te houden.
Begrip
De algemene raad, het bestuur van de NOvA, begrijpt de wens om de klachtbehandeling onder te brengen bij de OTA, ‘ingegeven door de verwachting dat signalen uit klachtbehandeling het toezicht effectiever kunnen versterken’. Dit liet ze woensdag weten in een reactie.
De raad vindt wel dat de keuze om ook de klachtbehandeling bij de OTA onder te brengen fundamentele implicaties zal hebben voor het stelsel van de advocatuur: “Met het onderbrengen van de klachtbehandeling, naast het toezicht, bij de landelijke OTA, zou de historische en breed door interne en externe stakeholders als waardevol geziene rol van de lokale deken in dit stelsel eindigen. Net als de institutionele dynamiek die met deze rol gepaard gaat.”
Tot een stelselwijziging moet daarom volgens de algemene raad niet worden overgegaan via de door minister Weerwind beoogde invoering van een landelijke toezichthouder: “Deze vergt meer fundamentele reflectie en een methodologische verantwoording die nu nog ontbreekt.”
Uitvoering
De vraag of de motie zal worden uitgevoerd, zal door de nieuwe staatssecretaris voor Rechtsbescherming worden beantwoord. De verwachting is dat de rond de zomer geplande openbare consultatie van het wetsvoorstel later van start zal gaan. Als het tot een aanpassing van het wetsvoorstel zal komen, zal de algemene raad daarop inhoudelijk reageren. “Hierbij zal de algemene raad opnieuw belanghebbenden van binnen en buiten de advocatuur betrekken”, laat ze weten.