UBO-registratie: het recht op privacy onderbelicht?

Onlangs heeft de Eerste Kamer de implementatiewet aangenomen inzake de registratie van uiteindelijk belanghebbenden van trusts en soortgelijke juridische constructies, de zogenaamde UBO’s. De plicht om de UBO te registreren geldt sinds vorig jaar al voor vennootschappen en andere juridische entiteiten. UBO’s worden geregistreerd in een deels openbaar register, dat uitvoering geeft aan de roep naar meer transparantie. Tegelijkertijd lijkt het recht op privacy van deze UBO’s nauwelijks een discussie te zijn. En de vraag is: waarom niet?

Delen:

(foto: Depositphoto-Croisy)

De trust is een vrij technisch concept en afkomstig uit het Anglo-Amerikaans recht. Kortgezegd is het een juridische constructie waarbij vermogen wordt toevertrouwd aan een beheerder (trustee). De trustee kan dit vermogen vervolgens aanwenden op grond van een trustakte voor een of meerdere begunstigen.

De UBO-registratie van de trust en soortgelijke juridische constructies is het gevolg van de vierde anti-witwasrichtlijn. Deze richtlijn heeft als doel om te voorkomen dat het financiële stelsel voor witwassen van geld en terrorismefinanciering wordt gebruikt. Door middel van de UBO-wetgeving wordt bepaalde informatie over de uiteindelijk belanghebbende of van degenen die zeggenschap hebben (denk aan de oprichter, trustee of begunstigde) over de trust en soortgelijke juridische constructies geregistreerd in een deels openbaar register.

Naast de informatie over de trust, die voor iedereen toegankelijk is, is ook informatie over de UBO voor iedereen toegankelijk. Denk aan de naam, de geboortemaand en -jaar, nationaliteit en de omvang van het economisch belang van de UBO in de trust. Andere gegevens, zoals het bsn en geboorteland zijn slechts toegankelijk voor overheidsinstanties als de Belastingdienst. In uitzonderlijke gevallen – wanneer de openbaarmaking van de informatie een onevenredig risico met zich meebrengt – wordt de informatie afgeschermd.

Het recht op privacy

De registratie van de uiteindelijk belanghebbende staat mijns inziens op gespannen voet met het grondrecht op privacy. Dit recht is onder andere neergelegd in artikel 8 van het EVRM en garandeert het recht van iedereen op eerbiediging van zijn privé-, familie- en gezinsleven, woning en correspondentie.

Een inbreuk hierop is gerechtvaardigd wanneer er een redelijke verhouding bestaat tussen de maatregel en het doel en dus of de registratie effectief is. Dit laatste is vooralsnog onduidelijk. Daarnaast dient het minst ingrijpende middel te worden gekozen om het doel te bereiken. Naar mijn mening kan daarom gemakshalve gekozen worden voor een besloten register. Want in het geval van een besloten register hebben alleen bevoegde autoriteiten en zogeheten poortwachters toegang tot de informatie over de UBO, en nieuwsgierige aagjes of mogelijk kwaadwillenden niet.

De Luxemburgse rechter heeft vragen gesteld aan het Hof van Justitie van de Europese Unie over de (on)verenigbaarheid met het recht op privacy. We zullen moeten wachten op het antwoord hierop, dat medio volgend jaar wordt verwacht.

Delen:

Het belangrijkste nieuws wekelijks in uw inbox?

Abonneer u op de Mr. nieuwsbrief: elke dinsdag rond de lunch een update van het nieuws van de afgelopen week, de laatste loopbaanwijzigingen en de recentste vacatures. Meld u direct aan en ontvang elke dinsdag de Mr. nieuwsbrief.

Meest gelezen berichten

Van onze kennispartners

Juridische vacatures

Scroll naar boven