Van arrogantie naar nederigheid; lessen van Socrates voor Curaçaose politici

De Platoonse dialoog Alcibiades I, of ‘De grote Alcibiades’, is een inleidende dialoog in het denken van Plato. De dialoog vindt plaats tussen Socrates en Alcibiades. De dialoog opent met een trotse, zelfverzekerde en zelfs arrogante Alcibiades, een jonge aristocraat met grote potentie en populariteit. Socrates presenteert zich als een oude bewonderaar die trouw is gebleven aan Alcibiades, omdat hij iets in hem ziet wat de anderen niet zien: zijn ambities en wil om niet tevreden te zijn met de status quo. De ambities van Alcibiades kunnen echter niet zonder de hulp van Socrates gerealiseerd worden. Enkele dagen voor hij 20 wordt en naar lokale traditie de leden van de Atheense assemblee gaat toespreken, wil Socrates Alcibiades enkele vragen voorhouden.

Delen:

Op 19 maart 2021 is de nieuwe Staten van Curaçao (Staten) verkozen. De oppositiepartij MFK heeft met 9 zetels een grote overwinning behaald op de coalitiepartijen PAR en MAN (4, respectievelijk 2 zetels). De MFK heeft, net als Alcibiades, veel potentie en geniet grote populariteit. Voordat de nieuwe Statenleden de Staten gaan toespreken, is het wellicht goed om de vragen die Socrates destijds aan Alcibiades heeft gesteld, na te gaan. Wat wilde Socrates met zijn vragen eigenlijk bereiken?

Rechtvaardigheid

Om te beginnen wil Socrates van Alcibiades weten over welk onderwerp hij de assemblee gaat toespreken. Diens antwoord: de rechtvaardigheid (husticia)! Vervolgens vraagt Socrates: “Weet je wel beter dan anderen wat rechtvaardigheid is? En zo ja, van wie heb je dat dan geleerd?” Alcibiades antwoord positief. Hij heeft namelijk in het leven van alledag gaandeweg van anderen geleerd wat rechtvaardigheid is. Net als men een taal leert spreken. Alcibiades heeft dus in zijn omgang met het volk van Athene geleerd wat rechtvaardigheid is. Als reactie op voornoemd antwoord merkt Socrates op, dat, indien het volk weet wat rechtvaardig is, er hierover algemene consensus zou moeten bestaan. Gezien er geen consensus onder het volk bestaat over wat rechtvaardig is, kan Alcibiades dat onmogelijk van het volk geleerd hebben, aldus Socrates.

Alcibiades stelt vervolgens dat hij, beter dan anderen, weet wat voordelig is voor Athene. Socrates toont echter aan, dat wat voordelig is, tevens rechtvaardig moet zijn. Immers, wat rechtvaardig is, is ook mooi en wat mooi is, is tevens goed en dat wat goed is, is eveneens voordelig. Alcibiades spreekt zichzelf dus tegen. De verwarring en onwetendheid beginnen zich nu bij hem te manifesteren.

Vereiste kwaliteiten voor politici

De verwarring van Alcibiades komt volgens Socrates doordat deze meent te weten wat hij niet weet. Socrates stelt dat alle politici in Athene even onwetend zijn als Alcibiades, behalve misschien Pericles diens voogd. Daarop antwoordt Alcibiades nog even arrogant dat hij ondanks dat feit een betere politicus zal worden dan de rest. Hij heeft immers een superieure natuurlijke aanleg en daarnaast een goddelijke afkomst. Socrates verwijt Alcibiades dat hij zich slechts vergelijkt met lokale Atheense politici. Alcibiades zou zich moeten meten aan de koningen van Sparta en Perzië! Die hebben namelijk een even goddelijke en bovendien adellijke afkomst. Ook aan rijkdom, macht en invloed doet Alcibiades beduidend onder voor zijn buitenlandse rivalen. Als Alcibiades dus te veel waarde hecht aan zijn natuurlijke aanleg en uiterlijke bezittingen, zal hij nooit de gelijke worden van het machtige Sparta en Perzië en diens koningen. Hij moet het dus blijkbaar van iets anders hebben, maar wat?

Zelfkennis

De voornaamste reden dat de Spartaanse en Perzische koningen zo machtig zijn volgens Socrates, is hun superieure opvoeding en opleiding. De monarchen worden van jongs af aan geïnstrueerd in de vier kardinale deugden: wijsheid, rechtvaardigheid, moed en zelfbeheersing. Ook in zijn opleiding loopt Alcibiades flink achter op de grote buurmonarchen. Alcibiades moet zich, als hij ooit een waardige tegenstander van hen wil worden, concentreren op wat hij wel volledig in eigen handen heeft: zichzelf. Want over materiële rijkdom en macht zullen de Spartanen en Perzen wel altijd meer beschikken.

Volgens Socrates kan ‘het zelve’ alleen maar de ziel van de mens zijn. Een schoenmaker gebruikt immers ook zijn handen zonder aan hen gelijk te staan. Net zo gebruikt een mens zijn hele lichaam zonder louter een lichaam te zijn. Maar wat gebruikt het lichaam? Antwoord: de ziel. Indien het orakel van Delphi met “Ken U zelve?” inderdaad bedoelde ‘kent u uw ziel?’, dan is de volgende vraag: hoe kan men zijn eigen ziel leren kennen? Socrates stelt: door naar een andere ziel te kijken om de gereflecteerde goddelijke kennis te kunnen (in)zien. Aan het einde van de dialoog is Alcibiades compleet veranderd. Hij is nederig en klaar om leerling van Socrates te worden, zodat hij zich in de ziel van Socrates gereflecteerd kan zien.

Arrogantie versus nederigheid

Socrates zelf is er niet meer, wel zijn in Plato’s werken overgeleverde wijsheid. Ook hebben we een nog beter persoon om ons zelve in gereflecteerd te zien: Onze-Lieve-Heer Jezus Christus. Socrates stelt in Alcibiades I dat grootse plannen en ambities geen succes kunnen hebben als iemand zich de kardinale deugden niet eigen heeft gemaakt.

De Staten in zijn nieuwe samenstelling doen er, in het belang van Curaçao, goed aan voornoemde raad ter harte nemen. De coalitiepartijen PAR en MAN, die zichzelf zo deugdzaam achten, kunnen beter in alle nederigheid reflecteren op de vragen, hoe de meest arrogante Statenleden opnieuw herkozen hebben kunnen worden. En hoe de MFK het eigenlijk tot de grootste politieke partij heeft kunnen schoppen. De reflectie van de PAR en MAN zou in ieder geval niet moeten resulteren in de realiseerbare wens de MFK een sigaar uit eigen doos te laten roken door niet mee te werken aan de goedkering van hun geloofsbrieven. Hoe verleidelijk ook. Moreel gezien is er immers geen protest daartegen mogelijk.

Ik spreek van ‘arrogantie’, omdat Statenleden die bij de meeste Statenvergaderingen niet kwamen opdagen (hun werk niet deden dus), toch hun volk hebben menen te kunnen vertegenwoordigen. Daarbij bleven zij hun salaris van het volk opstrijken. Ook het feit dat zij de meeste strafrechtelijk veroordeelden in hun gelederen hebben, heeft hen niet doen twijfelen aan hun vermogen om te vertegenwoordigen. Is dit niet evident arrogant en hooghartig? Arrogantie is dus beloond met meer Statenzetels. Maar arrogantie is nu juist een obstructie tot zelfkennis. En zonder zelfkennis geen deugd. Nederigheid daarentegen, geeft toegang tot zelfkennis. Moge de nieuwe MFK-fractie, om hun potentie en populariteit niet te verspelen en vooral in het belang van Curaçao, gebruik maken van de wijsheid uit Alcibiades I.

Delen:

Het belangrijkste nieuws wekelijks in uw inbox?

Abonneer u op de Mr. nieuwsbrief: elke dinsdag rond de lunch een update van het nieuws van de afgelopen week, de laatste loopbaanwijzigingen en de recentste vacatures. Meld u direct aan en ontvang elke dinsdag de Mr. nieuwsbrief.

Meest gelezen berichten

Van onze kennispartners

Juridische vacatures

Scroll naar boven