Het is twijfelachtig of forumkeuzeclausules voor het Netherlands Commercial Court (NCC) rechtskracht hebben in andere Europese landen. Daarmee staan de vonnissen, en dus ook het bestaansrecht, van het handelsgerecht ter discussie. Dat zegt advocaat Bas van Zelst, partner in de arbitragepraktijk van Van Doorne en hoogleraar Dispute Resolution & Arbitration aan de Universiteit van Maastricht.
Het NCC weerlegt de bewering van Van Zelst, en beroept zich daarbij onder meer op de opvattingen van hoogleraren Eddy Bauw en Xandra Kramer.
Volgens Van Zelst kan het NCC relevanter worden als het handelsgerecht verplichte rechtsmacht krijgt in specifieke zaken, bijvoorbeeld bij arbitrage. Daarvoor moet wel de wet worden veranderd. “Het NCC maakt te weinig gebruik van de kansen die er liggen.”
Engels
Het NCC is een in Amsterdam gevestigde handelsrechtbank waar in het Engels kan worden geprocedeerd. “Als mijn vrees uitkomt, dan kan de propositie van het NCC stevig worden geraakt,” zegt Van Zelst tegen Mr. De advocaat/hoogleraar onderzocht hoe de Europese rechtspraak oordeelt over de vraag welke beslissingen van Europese rechters door andere Europese rechters erkend moeten worden. Het uitgangspunt is de Brussel I Verordening (Herschikt), waarin is vastgelegd dat een rechtbank niet alleen bevoegd mag zijn omdat partijen de rechtbank als bevoegde rechter aanwijzen.
Van Zelst vraagt zich sterk af of het NCC aan die voorwaarde voldoet.. “Als ik de Europese rechtspraak lees, vraag ik me af of het NCC wel een rechtbank is in de zin van die Europese verordening,” verklaart hij. “Het London Commercial Court voldoet bijvoorbeeld wel aan dat criterium.”
Vóórdat de wet naar de Tweede Kamer ging, heeft Van Zelst zijn twijfels voorgelegd aan de initiatiefnemers van het NCC. Hij zegt dat hij geen Inhoudelijke reactie kreeg.
Arbitragezaken
“Als nou in een procedure bij een buitenlandse rechter of het Europese Hof blijkt dat ik gelijk heb, dan hebben we een probleem dat we makkelijk hadden kunnen voorkomen,” vervolgt Van Zelst. De kwestie is volgens hem eenvoudig op te lossen als het NCC in bepaalde specifieke arbitragezaken bevoegd wordt. Van Zelst denkt daarbij aan zaken over erkenning, tenuitvoerlegging en vernietiging van arbitrale vonnissen. “Zo kunnen het NCC en arbitrage elkaar versterken.”
Dan kan het een groot voordeel zijn dat het NCC Engelstalig is. “Grote Engelstalige arbitrages hoeven dan niet vertaald te worden. Erg handig.” Bas van Zelst noemt dit een win-win situatie. “Zo voorkom je het Europeesrechtelijke probleem en geef je een enorme meerwaarde aan het NCC. Bovendien stimuleer je arbitrages in Nederland.”
Nieuwe entiteit
Het NCC deelt Van Zelsts twijfels niet, zegt de woordvoerster van het handelsgerecht. “Wij volgen de lijn van Eddy Bauw en Xandra Kramer.” Deze twee hoogleraren hebben in het Financieele Dagblad van 11 oktober 2019 betoogd dat het NCC niet als een nieuwe gerechtelijke entiteit moet worden gezien. “Het NCC is slechts een de benaming van een kamer van de rechtbank respectievelijk het gerechtshof Amsterdam. Deze gerechten zijn nu ook al bevoegd voor de zaken die door de kamers worden behandeld, ofwel door de gewone bevoegdheidsregels ofwel door op grond van forumkeuze.” Bauw en Kramer hebben dan ook geen zorgen over de tenuitvoerlegging van uitspraken van het NCC. Eddy Bauw is hoogleraar privaatrecht aan de universiteiten van Utrecht en Amsterdam. Xandra Kramer is hoogleraar internationaal privaatrecht en Europees civiel procesrecht aan de universiteiten van Utrecht en Rotterdam.
Vrijwilligheid
Het NCC wijst erop dat het standpunt van Bauw en Kramer recentelijk nader is onderbouwd door advocaat Xandra Van Heesch (JonesDay) in een artikel in het tijdschrift Overeenkomst in de Rechtspraktijk. “De NCC heeft besloten de discussie in de wetenschap af te wachten,” aldus de woordvoerster. “Op basis van de artikelen van Bauw en Kramer en van Van Heesch heeft de NCC geen twijfel over de rechtskracht van NCC-clausules en -vonnissen.”
Het is volgens het NCC niet nodig dat dat het NCC verplichte rechtsmacht krijgt in specifieke zaken, zoals arbitrage. “Nee, op basis van vrijwilligheid is het al mogelijk om diverse arbitragezaken door NCC te laten behandelen. De vraag is wat een verplichte rechtsmacht toevoegt.”
Niet in de wielen rijden
Als bezwaar van het NCC is eerder genoemd dat er sprake zou zijn van snelle en dure eliterechtspraak. Ook werd gewaarschuwd dat buitenlandse bedrijven geen zin zouden hebben in een ‘uitwedstrijd’ op Nederlandse bodem. Van Zelst onderschrijft die argumenten. Hij benadrukt ook dat hij het NCC niet in de wielen wil rijden: “Ik sta er niet religieus in. Als het in het belang van mijn cliënt is om naar het NCC te gaan, zal ik dat zeker adviseren.”
Het NCC, dat op 1 januari 2019 van start ging, heeft tot nu toe zes zaken binnengekregen, waarvan er vijf zijn afgedaan. In één zaak zijn twee uitspraken gedaan. Daarmee loopt het handelsgerecht achter op de planning: voor het eerste jaar waren 25 zaken voorspeld (20 in eerste aanleg en 5 in hoger beroep).