Verzoek tot oprichting ondernemingsraad leidt tot exit met billijke vergoeding

De Wet op de ondernemingsraden verplicht ondernemingen met vijftig of meer in de onderneming werkzame personen om een ondernemingsraad in te stellen. In de praktijk blijken veel ondernemingen niet aan deze verplichting te voldoen en worden werknemers die het initiatief nemen tot het oprichten van een ondernemingsraad vaak als lastig gezien.
beeld: Depositphotos

Ook in een recente zaak verzocht een medewerkster tot ongenoegen van haar werkgever tot het oprichten van een ondernemingsraad (ECLI:NL:RBNHO:2024:11580). Na enkele gesprekken met de manager personeelszaken en haar leidinggevende, geeft zij bij de algemeen directeur aan dat zij deze gesprekken als intimiderend heeft ervaren en wijst zij op de angstcultuur in het bedrijf: “Je bent je er misschien niet van bewust, maar er heerst een angstcultuur binnen de onderneming. In ieder geval bij de redactie waar ik werkzaam ben. Niemand durft zijn steun voor een OR openlijk uit te spreken uit angst voor ontslag of intimidatie, zoals ik heb ondervonden.”  

De werkgever organiseert een plenaire sessie en daarna met iedereen afzonderlijk een gesprek om vast te stellen of een angstcultuur wordt ervaren. In de plenaire sessie heeft de medewerkster de algemeen directeur op een in zijn beleving agressieve en intimiderende toon aangesproken. De medewerkster wordt op non-actief gesteld. Er vinden meerdere gesprekken plaats, waarbij de werkgever tevens heeft aangegeven dat de voorkeur uitgaat naar het beëindigen van het dienstverband en in dat verband een voorstel tot een vaststellingsovereenkomst heeft gedaan. Nadat deze gesprekken alsook een mediationtraject niet tot een oplossing hebben geleid, verzoekt de werkgever bij de kantonrechter om ontbinding van de arbeidsovereenkomst wegens ernstig verwijtbaar handelen. Volgens de werkgever is sprake van (ernstig) verwijtbaar handelen doordat de medewerkster zich mondeling en in bijzijn van collega’s op een agressieve en intimiderende toon heeft uitgelaten en de werkgever heeft gesommeerd te reageren op bepaalde berichten en bepaalde handelingen te verrichten.

Hoewel de kantonrechter het voorstelbaar vindt dat de werkgever de toonzetting in de e-mails van de medewerkster als belerend en onprettig heeft ervaren, is dit gedrag niet voldoende om verwijtbaar handelen aan te nemen doordat haar handelen voortkwam uit een gevoel van onveiligheid. Wel was volgens de kantonrechter de arbeidsverhouding tussen partijen onherstelbaar verstoord geraakt. De arbeidsovereenkomst werd ontbonden en de kantonrechter kende de medewerkster een billijke vergoeding van 25.000 euro bruto toe vanwege het ernstige verwijtbare handelen van de werkgever. De medewerkster was naar het oordeel van de kantonrechter te snel op non-actief gesteld en er was te snel een vaststellingsovereenkomst aangeboden. 

De medewerkster trok in de discussie rondom het oprichten van de ondernemingsraad dus aan het kortste eind, maar zij werd wel met een billijke vergoeding gecompenseerd voor het handelen van de werkgever.

 

Delen:

Het belangrijkste nieuws wekelijks in uw inbox?

Abonneer u op de Mr. nieuwsbrief: elke dinsdag rond de lunch een update van het nieuws van de afgelopen week, de laatste loopbaanwijzigingen en de recentste vacatures. Meld u direct aan en ontvang elke dinsdag de Mr. nieuwsbrief.

Ook interessant:

Scroll naar boven