De man was in 2010 aangesteld als speciale fraudeaanklager bij het Openbaar Ministerie in Amsterdam; in 2012 werd hij op non-actief gesteld en eind 2014 werd hij oneervol ontslagen. Eerder was hij werkzaam als advocaat; hij was partner bij NautaDutilh en Hogan Lovells.
Luxemburgse bankrekening
De oud-AG stond terecht wegens fraude. Op facturen die hij aan de Belastingdienst verstrekte in verband met een boekenonderzoek ontbraken gegevens, waardoor een Luxemburgse bankrekening buiten het zicht van de Belastingdienst bleef. Op deze rekening waren betalingen gedaan voor werkzaamheden die hij als advocaat had verricht. Ook verstrekte hij de Belastingdienst via zijn belastingadviseur onjuiste en onvolledige informatie over een vennootschap, waarvan hij directeur was.
Onvoorwaardelijk geëist
In 2017 veroordeelde de rechtbank Den Haag de man tot een voorwaardelijke celstraf van zes maanden. In hoger beroep eiste het Openbaar Ministerie een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van tien maanden.
Voorbeeldfunctie
Het hof heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de voorbeeldfunctie die de verdachte als advocaat-generaal had, maar komt tot een fors lagere straf dan geëist. Het hof acht namelijk niet alle telastegelegde feiten bewezen en houdt rekening met de impact die de strafvervolging heeft op het persoonlijke leven van de verdachte. Daarnaast houdt het hof rekening met het tijdsverloop sinds het plegen van de feiten; de redelijke termijn uit artikel 6, eerste lid EVRM is overschreden.