De nacht van de filosofie, 9 april jl., stond in het teken van de vrijheid. Femke Halsema hield een gloedvol betoog en zoals een politica past prees zij de pluriformiteit van eigen levens, levensstijlen en overtuigingen, mogelijk gemaakt door overheidsbescherming van persoonlijke vrijheid. Mooie woorden waartegen weinig is in te brengen.
Wie de vrijheid van anderen te na komt, of anderszins over de schreef gaat wordt aangepakt. Tenminste, dat is de bedoeling. Aansprakelijkheid voor wangedrag vooronderstelt vrijheid van doen en laten. Wie overtuigend weet aan te tonen dat hij er niets aan kon doen, ontspringt hoe dan ook de dans. De verzekering betaalt (als het goed is), de ernstigste gevallen krijgen tbs.
Wat is eigenlijk het verband tussen die twee vrijheden? Burgerlijke en politieke vrijheden vooronderstellen afwezigheid van uiterlijke dwang, in de trant van: niemand moet ons kunnen dwingen te denken, leven en geloven zoals een ander het beter meent te weten. Vrijheid van handelen als vooronderstelling van aansprakelijkheid kan te maken hebben met vergelijkbare afwezigheid van uiterlijke dwang, bijvoorbeeld als de dader niet tegen zijn zin werd bewogen door een ander.
Aansprakelijkheid heeft vaker te maken met afwezigheid van innerlijke dwang. Zo kan aansprakelijkheid worden ontkend met een beroep op dwangmatige geestesstoornissen. Benadeelden zijn er niet altijd blij mee. Zij zijn niet altijd geschoold in forensische psychiatrie en zagen nogal eens daders die de indruk wekten precies te weten wat zij deden. Thomas Szasz stelde: hoe wreder daders te werk gaan, des te sterker zijn specialisten geneigd om vrijheid te ontkennen: “zoiets idioots doet een gewoon mens niet”. Dus: hoe erger de daad, des te kleiner de aansprakelijkheid? Dat is niet bevredigend.
Zo hebben burgerlijke en politieke vrijheden toch een tenminste begripsmatig verband met vrijheid als vooronderstelling van aansprakelijkheid. Vrijheid is afwezigheid van uiterlijke en/of innerlijke dwang. Maar die innerlijke dwang, of niet, is inderdaad moeilijk te zien. Hart – volgens velen de grootste rechtstheoreticus van de 20ste eeuw – zei: vrijheid als vooronderstelling van aansprakelijkheid is gegeven als alle mogelijke verontschuldigingen zijn gewogen en te licht bevonden. Mooi dialogisch, maar tegen onuitputtelijke uitvluchten niet altijd bevredigend. Als daders al bekennen natuurlijk. Er zijn nog veel meer uitvluchten dan alleen ontkennen van aansprakelijkheid. Nog een stap verder en daders ontkennen er hoe dan ook iets mee te maken te hebben.
Het gaat niet alleen om verdachten in de strafvordering, maar ook om katholieke kinderschenners en zo veel andere onverlaten. Niemand doet altijd alles goed maar niet iedereen wil altijd opdraaien voor wat verkeerd is gedaan pardon gegaan.
Hier schiet de hedendaagse neurowetenschap te hulp. Kennis van het menselijk brein wordt steeds groter. Schakelingen en stroompjes bepalen uiteindelijk ons doen en laten, zo wordt geleerd. Dan is de mens als supercomputer en dus uiteindelijk als deel van de fysieke natuur niet vrij, maar gestuurd, al weet hij dat zelf (nog) niet altijd. Neuroscience is de nieuwe mode die zelfs de rechtwetenschap weet binnen te dringen. Vrije wil lijkt verouderd bijgeloof: de wetenschap leerde immers al vóór de neurowetenschap dat niets uit het niets komt. Vrije wil als onveroorzaakte veroorzaking past niet in een wereldbeeld waarin uiteindelijk alles verklaarbaar moet zijn.
Zo schiet de moderne wetenschap de paus en andere feitelijk leidinggevenden aan al dan niet criminele organisaties en activiteiten te hulp. Wetenschappelijke wegverklaring van de vrije wil maakt een einde aan aansprakelijkheid. Dan konden die kinderschenners en zo veel andere zondaren er toch niets aan doen. Dan werden zij ook maar gestuurd.
Die neurowetenschap biedt troost, maar ook twijfel. Want boos worden op of om wie en wat dan ook heeft geen zin meer. Straffen evenmin. Voor dankbaarheid en beloning geldt hetzelfde. Kan dat wel? Al in de Griekse oudheid werd een paradox van dergelijk determinisme gedemonstreerd. In hedendaagse vertaling: een neuro-specialist krijgt een pak slaag, van iemand die genoeg heeft van geleerden die stellen dat uiteindelijk niemand ergens iets aan kan doen. Het slachtoffer protesteert, maar krijgt in eigen termen te horen dat nu eenmaal gebeurt wat gebeurt, als gevolg van supercomplexe maar daarom niet minder determinerende hersenstroompjes.
Alles lijdzaam aanvaarden is geen goede keuze. Dan vallen alle grenzen weg. Leven en samenleven zonder verontwaardiging over onrecht en dankbaarheid voor goede dingen is niet denkbaar. Kwade en goede dingen worden gedaan, gebeuren niet zo maar. Niet alles overkomt ons. Dan is vrijheid ook niet weg te denken.
Zo staat de moderne wetenschap tegenover het leven. Tenzij een onderscheid wordt gemaakt tussen oorzaak en dwang. Misschien gaan de neurosceptici een stap te ver. Zelfs al zou alles in en van de mens door schakelingen en stroompjes worden veroorzaakt – hetgeen op zich al een niet makkelijk te bewijzen stelling is – dan is daarmee nog niets gezegd over dwang om iets te doen of te laten. Neuronale veroorzaking is een andere categorie dan uiterlijke of innerlijke hindernissen – al kunnen wij ons van die innerlijke hindernissen niet bewust zijn.
Het blijft een moeizaam debat, al maakt niemand mij wijs dat ik alleen maar word gestuurd, ook als ik deze zinnen neerschrijf (zo kan de neuronale determinist ook worden voorgehouden dat zijn wetenschappelijke artikelen niets meer zijn dan producten van hersenstroompjes die hij zelf nog niet door heeft).
Toch is er in de praktijk iets aan te doen. Denk aan het Nieuw-Zeelandse systeem van schadevergoeding: daders en hun aansprakelijkheden worden er buiten gehouden, schade wordt betaald uit een algemeen fonds. Dat is ook nog veel goedkoper en bovendien kunnen echte boeven altijd nog strafrechtelijk worden aangepakt. Dat is nog geen genade voor recht, al zou dat vaker kunnen dan nu wordt gepraktiseerd.
Wat doen we zelf met onze politieke en juridische vrijheid? Als vaker opgemerkt zijn die voor een deel lucht: pas als zij weg zijn, wordt het benauwd. Wat leert zelfonderzoek over onze eigen keuzevrijheid? Misschien gaat die toch minder ver dan we wel eens denken. Ook dat kan verleiden tot meer genadigheid met anderen, zonder grenzen uit het oog te verliezen.
Maar toch: waarin is menselijke vrijheid veel groter dan wij slaapwandelende wezens aannemen? In zijn duister-chaotische maar evengoed onnavolgbare diatriben stelde Epictetus: onze keuzevrijheid in een nu eenmaal gegeven buitenwereld is beperkt. In die zin zijn wij geen alleenheersers over ons eigen lot. Maar onze vergeten vrijheid in opvatting van wat met ons gebeurt is onbeperkt, goddelijk. Wij kunnen niet alles kiezen wat ons overkomt, wat mensen voor en met ons doen en nog veel meer. Maar wij kunnen wél kiezen hoe wij er mee omgaan.
Zie de mensen en de dingen zonder verblinding in het mooist mogelijke licht. Dat is grandioze vrijheid. Wittgenstein stelde – misschien niet helemaal in verband geciteerd maar even zo goed: “Ethik und Ästhetik sind Eins.”