eerste instantie als in hoger beroep worden toegepast. Er wordt echter nog maar weinig gebruik van gemaakt: per jaar in slechts één procent van de strafzaken, zo blijkt uit het onderzoek van het WODC. In de periode van 2017 tot en met 2022 is er in 7.905 zaken door de officier van justitie of de rechter verwezen naar mediation in strafzaken. In ruim 1.400 van die zaken ging het om een jeugdige verdachte.
Overigens maakten in deze periode de verwijzingen naar strafrechtmediation met 42 procent wel het grootste deel uit van de verwijzingen binnen de rechtspraak naar mediation.
Positief over regeling
Het geringe gebruik van de voorziening heeft volgens de onderzoekers niet met de regeling zelf te maken. De ondervraagde professionals zijn grotendeels positief over de werkwijzen voor toepassing van mediation. Wel wordt de toepassing beperkt en onvoldoende benut door de wijze van selectie van zaken en door knelpunten bij de inpassing in het reguliere strafproces, aldus het WODC.
Terughoudend bij verwijzen
Ondervraagde officieren van justitie en rechters, degenen die verwijzen naar mediation, geven aan dat ze zaken waarbij het slachtoffer en de verdachte elkaar kennen en verkeerszaken het meest geschikt vinden voor mediation. Bij zwaardere zaken en zaken waarbij slachtoffer en verdachte elkaar niet kennen, ervaren verwijzers een hogere drempel om het slachtoffer te benaderen. Terughoudendheid om te verwijzen is daarmee een oorzaak van de beperkte inzet van mediation in strafzaken.
Daarnaast worstelen officieren en rechters met het inpassen van het mediationtraject in hun eigen werkprocessen. Zo bestaat de misvatting dat mediation in strafzaken niet kan worden ingezet parallel aan strafrechtelijke vervolging
Recht voor slachtoffers en verdachten
Om ervoor te zorgen dat mediation in meer zaken wordt ingezet gaat toegepast, pleit het WODC ervoor om het (laten) onderzoeken van de mogelijkheid ervan te zien als recht van slachtoffers en verdachten in het strafproces. Om dat te bereiken is het volgens de onderzoekers nodig dat oneigenlijke selectiviteit in het verwijsproces wordt tegengegaan en dat de rol van mediationbureaus wordt versterkt. Ook vinden ze dat moet worden gestreefd naar een sterkere organisatorische inbedding van mediation in het strafproces. Dit kan onder meer door een intensievere betrokkenheid van ketenpartners en advocaten bij het mediationtraject.