‘Zitvlees nodig voor werk bij wetenschappelijk bureau’

Verschillende advocatenkantoren en ook de Hoge Raad en het Openbaar Ministerie hebben een eigen wetenschappelijk bureau. Wie werken daar en wat doen deze medewerkers zoal, en wat maakt hun werk interessant? “Je hebt een bepaald uithoudingsvermogen nodig.”

Delen:

Foto: Depositphotos

Na haar opleiding aan het conservatorium en rechtenstudie werkte Fanny de Graaf als promovenda en docent aan de Vrije Universiteit in Amsterdam. Ze was al ver met haar promotieonderzoek over meervoudige aansprakelijkheidstelling, toen ze in 2016 op een vacature bij het Wetenschappelijk Bureau van de Hoge Raad stuitte. Ze wilde naast haar onderzoekswerk graag praktijkervaring opdoen en dit leek haar een mooie kans. “Hier kan ik me verdiepen in juridische kwesties aan de hand van concrete zaken uit de praktijk.”

Parket en raad

Fanny de Graaf (Hoge Raad)

De Graaf is een van de ongeveer honderd medewerkers van het Wetenschappelijk Bureau van de Hoge Raad en een van de coördinatoren. Deze juristen – binnen de Hoge Raad ook wel ‘wb’ers’ genoemd – werken bij de secties ‘civiel recht’, ‘strafrecht’ en ‘belastingrecht’. De Graaf werkt met zo’n 35 andere juristen bij de sector strafrecht. Net als de meeste wb’ers begon ze bij het parket bij de Hoge Raad waarvan de advocaten-generaal en (plaatsvervangend) procureur-generaal deel uitmaken. De voornaamste taak van de PG is het geven van juridische adviezen, de conclusies, aan de Hoge Raad, die meestal door de AG’s namens de PG worden geschreven. Na ongeveer drie jaar stapte De Graaf over naar de raad, wat gebruikelijk is voor een wb’er. “Dat voelde bijna als een nieuwe baan. Bij het parket ben jij de eerste die het dossier leest. Je schrijft voor de advocaat-generaal met wie je samenwerkt de concept-conclusies naar aanleiding van de klachten die in cassatie naar voren worden gebracht. Bij dit schrijven heb je veel vrijheid. Dat vond ik erg leuk. Werk je voor de raad, dan ligt er al een advies van een AG dat je gebruikt bij het schrijven van het concept-arrest. Dat advies is belangrijk maar niet bindend, de Hoge Raad is vrij het advies al dan niet te volgen. Omdat er al een advies ligt hoef je meestal niet veel meer uit te zoeken. Het gaat er veel meer om dat je heel precies formuleert wat de Hoge Raad wil zeggen.”

Expertise

Zaken die De Graaf in het bijzonder interessant vond waren onder meer strafzaken over het in beslag nemen en doorzoeken van smartphones, waaraan ze bij het parket werkte. “Boeiende onderwerpen waarover nog geen wetgeving is.” Ook de ontwikkelingen rond verzoeken tot het horen van getuigen vindt ze interessant. Daarbij verwijst ze naar de uitspraak van het Europese Hof voor de Rechten van de Mens van 19 januari 2021 in de zaak Keskin/Nederland. Het EHRM oordeelde dat sprake was van schending van artikel 6 EVRM (het recht op een eerlijk proces), omdat de verdachte belastende getuigen niet had kunnen ondervragen. “De Hoge Raad moest zijn rechtspraak op bepaalde onderdelen van het strafrechtelijke beoordelingskader aanpassen. Aan de voorbereiding van het arrest waarin de Hoge Raad ingaat op deze EHRM-uitspraak heb ik hard gewerkt. Ik vind het mooi een bijdrage te leveren aan zaken die van groot belang zijn voor de praktijk.” Maar ook “klein grut” vindt ze leuk, zoals een zaak over diefstal van vee uit de wei. “Daarin rees de vraag of de wallaby, een kleine kangaroo, vee is volgens de Nederlandse wet. Een kleine vraag, maar ook zoiets moet zorgvuldig in een arrest worden opgeschreven.”

Doorstromen

Het straf-WB heeft een hoofd wetenschappelijke ondersteuning en elke wb’er heeft een inhoudelijk leidinggevende, meestal de AG of raadsheer voor wie hij of zij werkt. De Graaf heeft binnen de raad een coördinerende taak en verdeelt wekelijks de conclusies onder haar collega-wb’ers, waarbij ze rekening houdt met hun expertise en interesses. Ze fungeert daarnaast als een soort spil tussen het Wetenschappelijk Bureau en de verschillende raadsheren. Bij het parket heeft een collega die coördinerende taak.
De meeste wb’ers hebben ongeveer drie of vier jaar werkervaring voordat ze bij de Hoge Raad gaan werken. Zij moeten vakinhoudelijk goed onderlegd zijn, aldus De Graaf. “Daarnaast moeten ze voldoende zitvlees hebben”, lacht ze. “Je zit veel achter je pc te lezen en te schrijven.” Zelf vindt ze het ook belangrijk dat een wb’er de discussie durft aan te gaan met de raadsheer of AG met wie hij of zij werkt. “Dat wordt ook zeer gewaardeerd.”
Na een jaar of zes vertrekken de meeste wb’ers bij de Hoge Raad. “Ze worden aangemoedigd om zich elders verder te ontwikkelen.” Vroeger gingen ze vooral naar de rechterlijke macht en dit is nog steeds zo, maar inmiddels kiezen ze ook voor andere werkgevers, zoals de advocatuur, de wetenschap, het OM en het ministerie van Justitie en Veiligheid, en wb’ers uit de belastingrechtsectie gaan bijvoorbeeld vaak naar de Belastingdienst of het ministerie van Financiën, aldus De Graaf.
“De wb’ers vormen een hechte groep en doen veel gezellige dingen samen”, wil ze graag benadrukken. “De meesten zijn tussen de 25 en 40 jaar en zitten in dezelfde levensfase, waardoor je over van alles kunt sparren. Toen ik ter gelegenheid van het veertigjarige bestaan van het Wetenschappelijk Bureau interviews hield met meerdere oud-wb’ers zeiden ze bijna allemaal dat de tijd bij de Hoge Raad een van de leukste werkfases in hun carrière was.”

Allerlei vragen

Marc Janssen (Banning Advocaten)

Ook steeds meer advocatenkantoren hebben een wetenschappelijk bureau, zoals Banning Advocaten, dat kantoren heeft in Den Bosch en Amsterdam. Het kantoor telt vijftig advocaten en dertien secties en heeft sinds 2005 een wetenschappelijk bureau. Dit wordt geleid door cassatieadvocaat Marc Janssen, die daarbij samenwerkt met relatievermogens- en erfrechtadvocaat Thomas Subelack en Roderic ter Rele, die gespecialiseerd is in het goederenrecht en het algemeen verbintenissenrecht. Zij worden ondersteund door Maartje van den Hoogen, die verantwoordelijk is voor de organisatie van het opleidingsprogramma en het kennismanagement. De drie advocaten bieden hun collega’s inhoudelijke juridische ondersteuning. Daarbij is gekozen voor een indeling in burgerlijk recht, burgerlijk procesrecht en internationaal privaatrecht. “Collega’s benaderen ons bijvoorbeeld om een processtuk te beoordelen of om daaraan mee te schrijven”, zegt Janssen. “Soms vragen ze ons om een teamoverleg bij te wonen of ze vragen ons mee te denken over een zaak. Bij een grote overname waarin een miljoenenclaim speelt willen ze bijvoorbeeld weten of die claim terecht is ingediend. Bij grote beslagen die niet alleen in Nederland maar ook in het buitenland zijn gelegd vragen ze ons uit te zoeken hoe dit in die andere landen is geregeld.”

Combineren

Soms is er haast bij, in andere gevallen is er meer tijd om iets grondig uit te zoeken. Omdat Janssen, Ter Rele en Subelack in hun eigen praktijk vooral te maken hebben met langdurige adviestrajecten in zaken bij de Hoge Raad of andere rechtscolleges is hun werk goed met het ondersteunen van collega’s te combineren. “Wij hebben zoals meerdere collega’s geen honderden dossiers in de kast hangen en worden niet dagelijks door cliënten benaderd met allerlei vragen.”
Niet elke advocaat heeft tijd of interesse om heel diep in een bepaalde materie te duiken, constateert Janssen. “Ons werk binnen het wetenschappelijk bureau vergt een bepaalde drive om grondig onderzoek te doen, waarbij we ons snel een dossier eigen moeten maken. Maar ook wij kunnen niet eindeloos op een onderwerp broeden. We moeten mee in de planning van de advocaten die onze hulp vragen. We zijn wetenschappelijk bezig in een advocatuurlijke context.”

Verschillende taken

Het Openbaar Ministerie heeft sinds 2007 een eigen wetenschappelijk bureau, het WBOM. Dit is sinds 2013 gehuisvest in het gebouw van het Parket-Generaal in Den Haag en bestaat uit drie teams: Studie & Onderzoek (S&O), Documentatie & Informatie (D&I) en Juridische Kwaliteitsontwikkeling en -toetsing (TJK). Hier werken zeventien juristen, een informatiespecialist en een webredacteur.
Het team D&I houdt zich bezig met het kennismanagement. Dit team heeft een coördinerende rol bij het vormgeven, ordenen en onderhouden van de juridische kennis die OM-professionals kunnen vinden op hun digitale werkplek. Het team levert zelf content, maar krijgt vooral informatie van specialisten binnen het OM en van externe bronnen.
Dit WBOM-team heeft verschillende juridische kennisapplicaties ontwikkeld, zoals ‘De Leerstukken’, waarin allerlei onderwerpen bondig en toegankelijk worden aangeboden, zoals ‘noodweer en noodweerexces’, ‘poging en voorbereiding’ en ‘voorwaardelijk opzet’. Ook is er een databank met geanonimiseerde requisitoirs, die gebruikt kunnen worden bij het opstellen van requisitoirs in vergelijkbare zaken. Er is een ‘Landelijke Digitale Piketmap’ samengesteld en een ‘Juridisch Kennissysteem’ ontwikkeld met informatie over allerlei onderwerpen die in de praktijk aan de orde kunnen komen. Daarnaast wordt de wekelijkse nieuwsbrief ‘Signalering Strafrecht’ over juridische actualiteiten gepubliceerd.

Juridische advisering

Gert Haverkate (Openbaar Ministerie)

Een andere taak van het WBOM is de juridische advisering van OM-professionals, zowel in individuele strafzaken als “zaaksoverstijgend”. Daarbij is er vooral aandacht voor het materiële strafrecht, het formele strafrecht en wetgeving over het vergaren, bewaren, vernietigen, verstrekken en uitwisselen van gegevens, oftewel de privacywetgeving. Daarnaast adviseert het WBOM over het internationale strafrecht. “In de adviessfeer krijgt het WBOM steeds vaker vragen over privacywetgeving”, zegt WBOM-directeur Gert Haverkate. Ook de samenloop van straf- en bestuursrecht is een steeds vaker terugkerend thema.
In de zaaksoverstijgende advisering gaat het over ontwikkelingen die direct van belang zijn voor veel OM-medewerkers en die om een landelijk standpunt of landelijke werkwijze vragen. Haverkate: “Soms neemt het WBOM daarbij het voortouw.” Als voorbeeld noemt hij het in november 2008 door het Europese Hof van de Rechten voor de Mens gewezen Salduz-arrest. In die zaak stond ter discussie of het in artikel 6 EVRM vastgelegde recht op een eerlijk proces was geschonden, nu de politie de verdachte had geweigerd zich te laten bijstaan door een raadsman. “Die uitspraak riep allerlei praktijkvragen op. Bij het ontwikkelen van een organisatiebrede gedragslijn voor het omgaan met dit arrest had het WBOM een belangrijke rol.”

Wetgevingsadvisering

Een bijzondere vorm van zaaksoverstijgende juridische advisering is de wetgevingsadvisering. “Voor de advisering over het te moderniseren Wetboek van Strafvordering is binnen het OM een aparte programmastructuur opgezet, waarin het WBOM een belangrijke positie inneemt”, zegt Haverkate.
Over de adviserende taak van het WBOM zegt hij: “Als ik zie dat ons advies een strafzaak, een kwestie of ontwikkeling, of het OM als organisatie vooruithelpt, ben ik blij. Die vreugde ontleen ik dus niet per se aan de high-profile-zaken. Een juridische puzzel oplossen of een bruikbaar advies geven in een kantonzaak is net zo leuk als in een ondermijningszaak.”

Strafvorderlijke kaders

De Juridische kwaliteitsontwikkeling en -toetsing, de derde taak van het WBOM, houdt in dat er nog eens met een scherp oog gekeken wordt naar alle taken die het Wetboek van Strafvordering en eventuele bijzondere wetten aan het OM toebedelen. “We leggen ons oordeel daarover vast in strafvorderlijke kaders en kijken daarna of de werkprocessen binnen het OM daar nog goed op aansluiten: de kwaliteitstoetsing. Zo niet, dan moeten er verbeteringen komen: de kwaliteitsontwikkeling. Deze handelingen moet je om de zoveel tijd per proces herhalen. Voorbeelden van deze processen zijn de Wet DNA Veroordeelden, beslag, slachtoffers, executie.”

Uithoudingsvermogen

Om bij het WBOM te kunnen werken is een “stevige belangstelling voor het strafrecht” vereist, aldus Haverkate. Daarbij heeft elke jurist zijn expertise en voorkeuren. Stressbestendig hoeven de teamleden niet per se te zijn. “We streven ernaar dat onze collega’s van het OM tijdig bij ons komen met hun vragen, zodat we ruim de tijd hebben er zorgvuldig naar te kijken. Wel is een bepaald uithoudingsvermogen nodig en geen ongewenste afleiding. Daarom heeft elke S&O-medewerker van het WBOM een eigen kamer.”

Trots

Haverkate is er trots op dat iedereen binnen het Openbaar Ministerie het WBOM inmiddels goed weet te vinden. “We zijn een sterk merk geworden. Ook ben ik er trots op dat het wetenschappelijk bureau door het College van procureurs-generaal wordt erkend en dat men zich realiseert dat dit soort ondersteuning niet makkelijk in getallen en percentages is uit te drukken, maar wel erg belangrijk is voor de kwaliteit van het werk van het OM.”

Delen:

Het belangrijkste nieuws wekelijks in uw inbox?

Abonneer u op de Mr. nieuwsbrief: elke dinsdag rond de lunch een update van het nieuws van de afgelopen week, de laatste loopbaanwijzigingen en de recentste vacatures. Meld u direct aan en ontvang elke dinsdag de Mr. nieuwsbrief.

Meest gelezen berichten

Van onze kennispartners

Juridische vacatures

Scroll naar boven