De drie rechters die op 3 juli een uitspraak hebben gedaan over de Zwartepietenkwestie hebben niet gedaan wat rechters behoren te doen: moedig zijn, conflicten beslechten en oog hebben voor de maatschappelijke gevolgen van hun uitspraken. Integendeel: ze polariseren en geven jaren munitie voor nog meer juridische en politieke strijd over een zwart sprookjesfiguur. Waarmee de maatschappelijke discussie nog meer vergiftigd wordt. Olie op de golven was vast de bedoeling, maar olie op het vuur is het resultaat.
Het is gewoon een laf verhaal. De beslissing is gebaseerd op een feitelijke onjuistheid (dan wel onbewezen stelling), twee drogredenen, Amsterdams draaikonten en een tamelijk extensieve lezing van Europese jurisprudentie.
De rechtbank geeft de gemeente gelijk voor wat betreft de punten dat de tocht zelf niet discriminerend is of uitlokt (r.o. 12 en verder) en niemand dwingt tot vertrek uit Nederland (r.o.13 en verder). Je zou verwachten dat de zaak daarmee is afgedaan, maar vervolgens gaat de rechtbank rommelen in het schemergebied over ‘negatieve stereotypering”. Daar gaat het fout.
De rechtbank gaat uit van de stelling dat Zwartepiet volgens het stereotype dikke rode lippen heeft, zwart kroeshaar, ringoorbellen en gebroken Nederlands spreekt. Dat is een stelling van de eisers, maar wordt nergens door de eisers met feitelijkheden onderbouwd. De zwartepieten van de intocht van vorig jaar droegen namelijk geen oorbellen en praatten geen gebroken Nederlands. Er was geen vooropgezette bedoeling om Piet als krompratende domme knecht te portretteren en dat is ook niet gebeurd. De rechtbank had meer bewijs van de eisers moeten verlangen op dit punt.
Omdat de feitelijkheid over het portretteren als stereotype ontbreekt – althans in het geheel niet bewezen wordt – schakelt de rechtbank over op een mening van het College van de Rechten van de Mens. De rechtbank vindt ‘waardevol’ (maar eigenlijk doorslaggevend) dat het CRM Zwarte Piet beschouwt als “een racistisch onderdeel van de Sinterklaastraditie (…) dat “stereotype beelden (dom, knecht, en donker)” bevestigt.
Daarmee verkoopt de rechtbank haar ziel aan een drogreden. “De meester vindt het dus het moet wel waar zijn.” Het argumentum ad verecundiam – het beroep op de autoriteit. Waarop het CRM baseert dat de intocht 2013 in Amsterdam wordt uitgevoerd met krompratende domme knechten toetst de rechtbank niet. In het arbeidsrecht worden oordelen van het CRM, voorheen college Gelijke Behandeling, geregeld door de rechter gepasseerd. Hier niet.
De rechters stutten daarom het argument met een tweede drogreden: de statistiek. Omdat ondervraagde zwarte mensen (de rechtbank laat in het midden hoeveel) Zwartepiet als discriminerend ervaren, bevestigt de enquête dat de Zwartepiet een negatief stereotype is, aldus de rechtbank.
Helaas staat in de enquête letterlijk: “De meeste mensen denken over Zwarte Piet: het is een aardige vent die pepernoten en cadeautjes uitdeelt, is zwart van de schoorsteenroet, de knecht van Sinterklaas (in de zin van hulpje), hij heeft een mooi pak aan, het is erg leuk voor de kinderen en Sinterklaas en hij horen nou eenmaal bij elkaar”. Niks over krompraten of domheid. De enquête ‘bewijst’ slechts dat Zwartepiet een positief stereotype is. Een veel kleiner deel van de ondervraagden heeft negatieve associaties (racistisch, discrimineren, slaaf), maar dat is totaal maar zeven procent en de klagers vormen zelfs binnen de groepen van gekleurde respondenten een minderheid.
Anders gezegd: de rechtbank haalt de uitkomsten van de enquête geheel uit zijn verband. Bovendien heeft de enquête geen betrekking op de intocht van 2013, en is de vraagstelling prototypisch beïnvloedend: de wethouder wil dat Zwarte Piet niet meer zwart moet zijn, wat vindt u daarvan?
Wat natuurlijk ook niet helpt is dat de gemeente al halfhartig aanneemt dat Zwartepiet een beetje racistisch is. “De rechtbank wijst er in dit verband op dat verweerder blijkens het bestreden besluit ook deze mening is toegedaan.” De antipieten hadden daardoor de zaak al half gewonnen voordat ze de zaak bij de rechter aanbrachten. De gemeente had als procespartij gewoon niet zo moeten draaikonten.
Dan is er nog de EHRM-Aksu-uitspraak (AKSU v. TURKEY, 4149/04&41029/04, 15-3-2012) waar de rechtbank de positieve verplichting aan ontleent besluiten vooraf te toetsen aan art. 8 EVRM. Art 8 EVRM fungeert in het bestuursrecht als een soort Europese hardheidsclausule die naar mijn idee inhoudelijk al geheel overeenstemt met beginselen van behoorlijk bestuur. Het ontbreken van een op dit artikel toegespitste argumentatie in besluit, verweerschrift of zitting als reden om het besluit te vernietigen doet nogal gezocht aan. Des te meer omdat Aksu zijn zaak tegen Turkije keihard verloor. Hij had bezwaar gemaakt tegen een staatspublicatie waarin zigeuners in bepaalde passages op een beleefde manier werden weggezet als een onaangepast volk van dieven, zwervers, muzikanten en marskramers. Dat mocht van het Europese Hof. Het boek als geheel was niet racistisch en overheid en rechtbanken hebben een eigen beoordelingsmarge. Het uitgeven van een niet-discriminerend boek met her en der beledigende vaststellingen valt binnen die marge, aldus het Europese Hof. Het vergunnen van een in zijn totaliteit niet-discriminerende intocht met aanwezigheid van een niet-krompratende Zwartepiet die honderddertig jaar geleden misschien als domme slaaf met zak en roe werd gepresenteerd, maar nu niet meer, valt doorgeredeneerd ook binnen die marge.
De rechtbank had met inachtneming van de jurisprudentie het vuurtje moeten blussen door het beroep ongegrond te verklaren, zodat het Amsterdamse college in alle rust de tocht van 2014 kan voorbereiden, zonder nog weer eens extra hoofdbrekens. Of het had de rechtsgevolgen in stand moeten laten, zodat niet opnieuw alles moet worden overgedaan.
Deze uitspraak bevordert alleen maar het harder schreeuwen en langer procederen van geharnaste antipieten. Ondertussen zadelt de rechter een grote meerderheid van mensen die een positief beeld van Zwartepiet hebben, op met het gevoel op dat ze toch een soort racist zijn, omdat de rechter dat zo zegt. Terwijl ze alleen maar vinden dat dit sprookjesfiguur bij dit kadootjesfeest hoort. Verder maakt half Nederland zich nu zorgen dat Zwartepiet verboden wordt, wat natuurlijk ook niet zo is.
Ook bij ongegrondverklaring was er doorgeprocedeerd, maar dan was de zaak op gemeenteniveau minder beladen en complex geweest dan nu. De rechter levert het brandhout om deze nationale zwartepietenruzie alleen maar verder op te stoken.
Het valt te hopen dat B&W binnen zes weken een geheel dichtgetimmerde beslissing nemen. Desondanks is 2014 een treurig jaar: een paar juristen en activisten procedeerden het Sinterklaasfeestje kapot.
Jurjen Boorsma is advocaat bij Amstelrecht.