De Vreemdelingenwet 2000 staat toe dat de Afdeling bestuursrechtspraak uitspraken verkort afdoet: het oordeel dat een hoger beroep ongegrond is en dat de Afdeling niet verplicht is dit nader te motiveren. Dat wordt in de rechtspraktijk – advocaten, IND, vreemdelingenorganisaties, rechtbanken – als onbevredigend ervaren.
Pilot
Begin 2020 startte de Afdeling daarom met een pilot rond het uitgebreider motiveren van uitspraken in vreemdelingenzaken. Daarmee is nu twee jaar geëxperimenteerd. Na uitgebreid onderzoek, gesprekken met externe betrokkenen en interne evaluatie wordt de pilot nu uitgebouwd en aangenomen als vaste werkwijze. Vreemdelingenuitspraken worden nu zo veel mogelijk voorzien van korte toelichtende standaardzinnen om duidelijker te maken waarom de rechtbankuitspraak wordt bevestigd.
Evaluatie
De pilot is geëvalueerd door de Rijksuniversiteit Groningen. Het evaluatierapport (september 2021) laat zien dat de werkwijze van de Afdeling moet worden uitgebouwd. Het motiveren van uitspraken waarin het hoger beroep ongegrond wordt verklaard, zou volgens de onderzoekers de regel moeten zijn in plaats van de uitzondering.
Doorlooptijden
Zover wil de Afdeling bestuursrechtspraak echter gaan omdat dit ‘in de praktijk niet haalbaar’ is. Dit zou grote gevolgen hebben voor de rechtseenheid, rechtsvorming en doorlooptijden, en is ook niet mogelijk vanwege de aantallen vreemdelingenuitspraken die de Afdeling jaarlijks doet. Dat waren er 5.562 in 2021, met een gemiddelde doorlooptijd van negen weken – overigens veel korter dan in de Omgevingskamer (37 weken) en Algemene kamer (41 weken).
Vaste werkwijze
Maar de Afdeling wil ook gehoor geven aan de wens van partijen en rechtbanken om vaker een gemotiveerde uitspraak te ontvangen. Waar dat kan wordt de toelichting aangepast als dat meer duidelijkheid kan bieden. De Afdeling heeft na de pilot nog twee extra uitspraakvarianten ontwikkeld om uitspraken in vreemdelingenzaken vaker van een motivering te voorzien. Nu is er een ‘uitgebouwde, vaste werkwijze’.