Auteursrecht en platformaansprakelijkheid: YouTube moet wat het al doet

Iedere exploitant van een internetplatform die “weet of behoort te weten dat beschermde content in het algemeen via zijn platform door gebruikers ervan illegaal beschikbaar voor het publiek wordt gesteld” moet “de passende technische maatregelen” treffen “die van een normaal behoedzame marktdeelnemer in zijn situatie kunnen worden verwacht om op geloofwaardige en doeltreffende wijze inbreuken op het auteursrecht op dit platform tegen te gaan”.

Delen:

Depositphotos-Lucian Milasan

Dit blijkt uit het arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie van 22 juni 2021, ECLI:EU:C:2021:503 (YouTube & Cyando), in twee gevoegde zaken van een componist tegen YouTube en van uitgever Elsevier tegen de aanbieder van het opslag- en deelplatform ‘Uploaded’.

Dat roept de vraag op wat die ‘passende technische maatregelen’ zijn. Daarover merkt het Hof op dat YouTube “verschillende technische voorzieningen [heeft] getroffen om inbreuken op het auteursrecht op haar platform te voorkomen en te beëindigen, zoals met name een meldknop en een speciale alarmprocedure om illegale content te signaleren en te doen verwijderen, alsook een programma om content te controleren en software voor contentherkenning om dergelijke content gemakkelijker te identificeren en te detecteren. Aldus blijkt dat deze exploitant technische voorzieningen heeft getroffen om inbreuken op het auteursrecht op zijn platform op een geloofwaardige en doeltreffende wijze tegen te gaan” (punt 94).

Hieruit blijkt dat de technische maatregelen die YouTube neemt in het geval van een ‘bonafide’ videoplatform voldoende zijn.[1] Maar het is tamelijk waarschijnlijk dat deze maatregelen niet alleen voldoende maar ook vereist zijn. Als een platform niet dergelijke ‘passende technische maatregelen’ neemt is het zelf aansprakelijk voor iedere auteursrechtinbreuk die op zijn platform plaatsvindt.

‘Een programma om content te controleren en software voor contentherkenning om dergelijke content gemakkelijker te identificeren en te detecteren’, het zogenaamde Content ID-systeem van YouTube, vormt de kern van die technische maatregelen. Dit is nodig om te kunnen filteren, blokkeren of monetizen[2] en om uitvoering te geven aan ‘notice and stay down’-verplichtingen. Dus ligt de conclusie voor de hand dat de facto iedere “exploitant van een videodeelplatform of een host- en deelplatform voor bestanden, waarop gebruikers beschermde content illegaal beschikbaar voor het publiek kunnen stellen”, zo’n Content ID systeem moet hebben of ‘inhuren’.

Het belang van deze vermoedelijke consequentie moet niet worden onderschat. Twee weken voordat het HvJ EU deze uitspraak wees, op 7 juni 2021, trad art. 29c Auteurswet in werking dat een implementatie vormt van het omstreden artikel 17 DSM-richtlijn. Deze bepaling bevat de verplichtingen van een “aanbieder van een onlinedienst voor het delen van inhoud”, die zodanig is gedefinieerd dat YouTube en Facebook er onder vallen, maar kleinere platforms vermoedelijk (nog) niet. Deze grote platforms moeten aantonen dat “hij zich naar beste vermogen heeft ingespannen om, in overeenstemming met de hoge industriële normen van professionele toewijding, ervoor te zorgen dat bepaalde werken ten aanzien waarvan de makers of hun rechtverkrijgenden hem relevante en noodzakelijke informatie hebben verstrekt, niet beschikbaar zijn.” Oftewel: deze platforms moeten desgevraagd filteren en blokkeren. Ook hier geldt dat YouTube (en Facebook) moet doen wat ze feitelijk al doen. Zij bepalen als marktleiders namelijk wat “de hoge industriële normen van professionele toewijding” op dit vlak zijn. YouTube moet doen wat ze al deed, namelijk filteren en blokkeren (of monetizen) op de manier waarop ze het al deed. Deze verplichting was en is omstreden omdat overblokkering dreigt. Art. 29c Auteurswet en artikel 17 DSM-richtlijn bevatten daarom, kort gezegd, een ‘verbod op overblokkering’:  “De samenwerking tussen de aanbieder van een onlinedienst voor het delen van inhoud en de makers, of hun rechtverkrijgenden, leidt niet tot het voorkomen van de beschikbaarheid van door gebruikers geüploade werken die geen inbreuk maken op het auteursrecht, ook niet wanneer het gebruik van deze werken onder een beperking valt” (art. 29c lid 5, tweede volzin, Auteurswet). Bovendien is artikel 17 om deze reden voorwerp van een procedure bij het HvJ EU waarin het land Polen de bepaling in strijd met de informatievrijheid wil laten verklaren (zaak C-401/19).  De conclusie van de advocaat-generaal in die zaak wordt verwacht op 15 juli 2021.

Maar het bijzondere is dat de uitkomst van die ‘Poolse’ zaak over de geldigheid van artikel 17 DSM-richtlijn aanzienlijk wordt gerelativeerd, nu het er sterk op lijkt dat het HvJ EU in de zaak ‘YouTube & Cyando’, heeft geoordeeld dat [iedere!] “exploitant van een videodeelplatform of een host- en deelplatform voor bestanden” die niet “de passende technische maatregelen treft” (die YouTube nu al treft), op basis van de al meer dan twintig jaar bestaande regels over de auteursrechtelijke  ‘mededeling aan het publiek’[3] ook al aansprakelijk is voor auteursrechtinbreuk.

[1] De uitspraak gaat ook over situaties waarin platforms het aanbieden van illegaal aanbod aanmoedigen, maar die situatie wordt hier niet besproken.

[2] Monetizen is het systeem waarbij herkende auteursrechtelijk beschermd materiaal in uploads niet wordt geblokkeerd, maar de reclame-inkomsten ervan worden gedeeld met de rechthebbende. Volgens YouTube zelf kiezen rechthebbenden in 90% van de gevallen voor monetizen in plaats van blokkeren. Bron: https://blog.youtube/news-and-events/why-creators-should-care-about-european/  ‘Copyright holders have control over their content: they can use our tools to block or remove their works, or they can keep them on YouTube and earn advertising revenue. In over 90% of cases, they choose to leave the content up. Enabling this new form of creativity and engagement with fans can lead to mass global promotion and even more revenue for the artist.’

[3] De ‘mededeling aan het publiek’ ligt als auteursrechtelijk relevante handeling vast in artikel 3, lid 1, van richtlijn 2001/29/EG van 22 mei 2001 betreffende de harmonisatie van bepaalde aspecten van het auteursrecht en de naburige rechten in de informatiemaatschappij.

Delen:

Het belangrijkste nieuws wekelijks in uw inbox?

Abonneer u op de Mr. nieuwsbrief: elke dinsdag rond de lunch een update van het nieuws van de afgelopen week, de laatste loopbaanwijzigingen en de recentste vacatures. Meld u direct aan en ontvang elke dinsdag de Mr. nieuwsbrief.

Meest gelezen berichten

Van onze kennispartners

Juridische vacatures

Scroll naar boven