Bijziendheid

Delen:

Nog niet zo lang geleden verdwenen twee jongetjes onderweg met hun vader. De vader werd gevonden, nadat hij de hand aan zichzelf had geslagen. De kinderen waren spoorloos. Of zij nog leefden was de vraag. De politie kon hen niet vinden. Al snel kwam de burgerij te hulp. Tegen de tweehonderd mensen kwamen bijeen om een bos te doorzoeken. Zouden de kleine medemensen er nog zijn? Levend of dood? Zelf zullen zij niet voor de dood hebben gekozen.

Koos de vader voor de dood? Hoe kon hij weten hoe het is om dood te zijn? Niemand kan weten hoe het is om dood te zijn. Als keuze voor de dood kan zelfmoord dus niet worden begrepen – als hoe dan ook van zelfmoord al iets kan worden begrepen. Of is een zelfgekozen levenseinde een keuze voor een korter en tegen een langer leven? Dat zou kunnen. Toch heeft het iets eenzaams: was hij zo alleen dat zijn leven ook voor anderen niets meer betekende? Het was en is bijna te hopen, nu hij er niet meer is. Wat betekenden de levens van zijn naasten en van anderen nog voor hem? Niet zo veel meer misschien. Wat betekenen de levens van anderen eigenlijk voor ons?

Die tweehonderd grote mensen leken te geven om de levens van die twee kleine onbekenden. Of was het niet meer dan een verzetje, sensatiezucht, morbide gedrevenheid om mee te doen of zelfs een hoofdrol te spelen in ontrafeling van een misschien wel meervoudig dodelijk drama? Zouden zij het ook hebben gedaan als het ging om twee vermiste volwassenen?

Of gaven zij wél om andere mensen? Niet om die mensen zelf maar om hun eigen aanzien in de trant van: kijk mij eens goed doen? Mensen zien zichzelf nu eenmaal door andermans ogen en doen dan ook hun best om goed over te komen.

Maar goed, zolang toch iets goeds wordt bereikt hoeven motieven er niet toe te doen. Wat voor goeds deden die padvinders? Hadden zij hun tijd en geld niet beter kunnen besteden aan het redden van mensenlevens in de Derde Wereld? Het totaal van hun inzet had wel tweehonderd of meer kinder- en grote mensenlevens kunnen redden. Luttele geldsbedragen besteed aan simpele maatregelen van volksgezondheid in den vreemde zijn voldoende om tallozen voor terminale aandoeningen te behoeden. (Lees Jean Ziegler, Der Aufstand des Gewissens: Die nicht-gehaltene Festspielrede 2011, ook al lijken betere dingen te doen. Het is een dun boekje met een onontkoombaar duidelijk bericht.)

Die waarheid geldt natuurlijk niet alleen voor die tweehonderd mensen op zoek in het bos en wie weet ook wel in het leven. Iedereen zou mee moeten doen aan meer menselijkheid in het algemeen, zich niet moeten verschuilen achter uitvluchten in de trant van: “Er wordt al veel aan gedaan, ik kan niet alles doen, laat die mensen zelf beter hun best doen of het gewoon zelf uitzoeken, dit is meer iets voor de overheid, etc. etc. …”.

Waar komt onze morele bijziendheid vandaan? Waarom wél padvinderen voor twee verdwenen kinderen en praktisch niets doen aan zo veel leed elders in de wereld? Voor een deel komt dat door de evolutie. Ouders houden – als het goed is – nog meer van hun eigen dan van andere kinderen en dat is maar goed ook. Anders had de mensheid allang niet meer bestaan. Darwin geldt als geestelijk vader van “survival of the fittest”, terwijl juist hij zo benadrukte dat er geen leven is zonder altruïsme tenminste in eigen kring. Kinderen hebben daarin bevoorrechte posities. Zij zijn immers goed voor het voortbestaan van de soort.

Maar de mensheid bestaat uit meer dan kinderen. Waarom gaat het lot van zo veel vreemden de meeste mensen toch zo veel minder aan, de Albert Schweitzers onder ons niet te na gesproken? Is de mensheid toch niet in staat om evolutionair bepaalde groepssolidariteit te overwinnen? Vanuit de wetenschap dat al die vreemden die ver weg of soms ook wel dichtbij onze hulp nodig hebben als mensen niet wezenlijk anders zijn dan de leden van de eigen groep? Of is leed dichtbij toch tastbaarder dan anoniem lijden ver weg? Waarom helpen we wel iemand die ons direct om levensreddende hulp vraagt en waarom laten we minder zichtbaren aan hun lot over? Staat geografie in de weg aan geweten?

Een mens hoort toch een geweten te hebben? Elias Canetti maar weer eens aangehaald (uit Das Gewissen der Worte, 1976):

[Het geweten is] alles wat iemand pas werkelijk een mens maakt – gevoelens die zonder een doel en niet uit berekening, zonder bijgedachten aan succes en beïnvloeding, op iemand anders, ook op een onbekende, betrekking hebben.

Veel anders dan Hobbes’ Gulden Regel – voor wie de vorige aflevering heeft gemist ook al te vinden in de Heilige Schrift – is dit natuurlijk niet. Een geweten moet tenminste iets zijn als weten dat anderen ook mensen zijn. Ook zij hebben noden, verlangens en zelfs rechten die door iedereen moeten worden geëerbiedigd, zonder onderscheid des persoons. Als het goed is gaat dat weten verder dan evolutionair bepaald bestaan. Menselijk bewustzijn is meer dan het leven zelf. Dergelijk bewustzijn moet grenzen van menselijke bijziendheid kunnen overwinnen. Behandel een ander, alle anderen, zoals u zelf wilt worden behandeld. U bent niet alleen. – Had die vader dat maar geweten. En gevoeld.

Delen:

Het belangrijkste nieuws wekelijks in uw inbox?

Abonneer u op de Mr. nieuwsbrief: elke dinsdag rond de lunch een update van het nieuws van de afgelopen week, de laatste loopbaanwijzigingen en de recentste vacatures. Meld u direct aan en ontvang elke dinsdag de Mr. nieuwsbrief.

Scroll naar boven