Uw schrijvers voorliefde voor stoomtractie zal oudere lezers niet zijn ontgaan. Antieke locomotie, met beelden, geluiden, geuren van kolen, smeerolie en stoom beweegt de werktuigbouwkundige belangstelling even sterk als het gemoed van de echte spoorwegliefhebber. Alsof de tijd heeft stilgestaan, bijvoorbeeld in de Harz aan boord van smalsporige rijtuigen op weg naar de Brocken, getrokken door gedrongen stoomlocomotieven sterk genoeg om velen in één keer naar de top te brengen. In behaaglijke warmte opgewekt door dezelfde stoom die de trein rijdt.
Ook verder is het aangenaam toeven in het reizigersmaterieel van de Harzer Schmalspurbahnen, ongehinderd door de angst een plas of erger op te moeten houden. Elk rijtuig is voorzien van een eenvoudig gemak, bestaand uit niet veel meer dan een afgeschoten gat in de vloer met bijpassende zitting, om de ontlasting in ongestoorde afzondering te kunnen laten gebeuren. Weer is eenvoud kenmerk van het ware, net zo goed als de onderweg achtergelaten fecaliën geen kwaad kunnen en dan ook snel vergaan.
Hoe ver weg van vooruitgang die in hedendaagse treinen vliegtuigtoiletten en erger heeft gebracht. Tenminste, voor zo ver de nieuwste treinstellen niet dermate gestroomlijnd zijn dat welke toiletvoorziening dan ook gewoon is weggelaten. Te duur, vonden de spoorwegen. Vliegtuigtoiletten misschien wél, al hangt het er van af hoe kosten en baten tegen elkaar worden afgewogen. Ophouden van plas en andere afscheiding heeft immers ook een prijs.
Waarom niet gewoon dat gat in de vloer, tegen een fractie van de vliegtuigtoiletprijs? Of is dat onmogelijk gemaakt door het slag Europese en andere ambtenaren die ook een einde maakten aan de eigenlijk technologisch en milieutechnisch nog steeds superieure simpele gloeilamp? Hoe dan ook moeten eventuele ontlasting onderweg binnen worden gehouden, in het eigen lichaam of als het meezit in de romp van de trein.
Terwijl die elders door andere lichaamsopeningen ongehinderd naar buiten komt. Donners eerder vruchteloos behandelde vervalsing van de Handelingen van de Tweede Kamer – hij werd immers tijdens afwezigheid van uw columnist in bovengenoemde Harz alsnog bevorderd tot onderkoning – is gewoon bullshit. Wie Donner hoort oreren voelt aan zijn water dat het hem helemaal niet gaat om recht en waarheid. Verwaten retoriek met de valse schijn van geleerde en traditionele autoriteit dient uiteindelijk alleen de eigen ijdelheid. “Ik ben verder gekomen dan mijn vader” zei Donner. Dat klopt in zekere zin weer wél, al zal die uitspraak Donners aanzien niet zonder meer doen stijgen. Deze man is nu vice-voorzitter van de Raad van State, dit ook staatsrechtelijk wanorgaan.
Harry Frankfurt heeft over bullshit een prachtig boekje geschreven. Bullshit is alle al dan niet welbewuste halve of hele onwaarheid, wat wordt gezegd en geschreven om wat voor gewenste indruk dan ook te maken. Geruststellend is weer wél dat bijna niets dat mensen beweren van werkelijk belang is. Gevaarlijk is dergelijke bullshit alleen als die de valse schijn wekt dat het ergens over gaat. Dan wordt inderdaad alles retoriek, ten koste van recht en waarheid.
Nu zijn het heus niet alleen zelfverklaarde gelovigen gelijk Donner die ongeremd stront door de mond uitbraken, al spannen zij somtijds de kroon. Antoine Bodar is er nog zo een. “`Gelijk hebben’ en nog meer `gelijk krijgen’ behoren naar mijn oordeel tot de onwijsheden van het al te tijdelijke in het ondermaanse” schreef hij (in NRC Handelsblad, 18-10-1994). Dat geldt dan ook voor zijn eigen uitspraken en dus ook voor deze uitspraak. Zo heft Bodars hogere tegeltjeswijsheid zichzelf op. Bullshit bedekt door vrome schijn.
Bleef het maar bij oude kranten waarmee nog iets kan worden afgeveegd. Zo stonk de radio naar Bodars flemelende flatulentie, op zondagmorgen 18 december jl., ten koste van mooie muziek. Een deel daarvan bleek gecomponeerd door een domineeszoon in het naoorlogse Oostblok. Peteris Vasks is een zoon van een vervolgde vader, zoals zoveel geestelijken onder het communisme. Volgens Bodar werden die mensen behandeld “als derderangs burgers, zo ongeveer als priesters in hedendaags Nederland”.
Ongetelden van die onschuldige geestelijken en zo veel anderen zijn door de sovjets gedeporteerd, gemarteld en vermoord. Priesters in Nederland is dat lot tot nu toe bespaard gebleven, al is het de vraag of de anale en andere kindergebruikers onder hen niet ongeveer hetzelfde zouden hebben verdiend. Zo bagatelliseert Bodar een historische tragedie in Midden- en Oost-Europa, onbevattelijke menselijke strijd en lijden, kennelijk om valse compassie te wekken met een eigentijdse geestelijkheid die al dan niet terecht nog geen haar wordt gekrenkt. Wat een infame belediging van al die echte slachtoffers en hun nabestaanden. Al kan Bodar hier met zijn tegeltjeswijsheid terugslaan en stellen dat hij ook maar wat zegt. Dat klopt dan weer wél.
Bullshit, weer met die valse schijn van geleerde autoriteit of eigenlijk gewoon verongelijktheid. Wat een nestbevuiling eigenlijk ook, “zo fijn als gemalen poppenstront”, voor zover de reputatie van de Katholieke Kerk nog verder schade kan lijden.
Bovendien bagatelliseert Bodar – en met hem eigenlijk de hele Katholieke Kerk – de geweldige schade die katholieke priesters, paters en anderen bij al die kinderen hebben aangericht. Schuld aan onrechtmatige schade geleden door anderen moet worden goedgemaakt. Dit beginsel is niet alleen diep verankerd in het recht, maar ook in het Christendom en eigenlijk in de mensheid. Daders die niet opkomen voor wat zij hebben gedaan respecteren hun slachtoffers niet en eigenlijk ook niet zichzelf. Zonder inspanning tot vereffening kan er geen vergeving zijn.
Het lot van die misbruikte mensen en wat er nog aan kan worden gedaan is nogal wat belangrijker dan alle bullshit bij elkaar. Die wordt beter doorgespoeld. Net zo goed als iedereen al dan niet in het nieuwe jaar zijn best kan doen om zelf geen onnodige schade aan te richten en goed te maken wat toch verkeerd is gedaan. En bullshit op straat en overal op te ruimen of tenminste uit de weg te gaan.