De arts/bestuurder in het medisch tuchtrecht. Een update

Per 1 april 2019 is de reikwijdte van het medisch tuchtrecht verruimd. In hoeverre heeft dit consequenties (gehad) voor artsen die tevens bestuurder in de zorg zijn?

Delen:

foto: Depositphotos-Wavebreakmedia

De wijziging is te vinden in artikel 47 lid 1 aanhef en onder b wet BIG (de zogeheten tweede tuchtnorm). Deze norm houdt in dat de tuchtrechter toetst of sprake is van handelen of nalaten in strijd met hetgeen een behoorlijk beroepsbeoefenaar betaamt. Een analyse van recente jurisprudentie laat het volgende beeld zien.

Een gynaecoloog, tevens lid van de raad van bestuur, werd verweten dat er organisatorische aspecten op de afdeling neurologie niet klopten. In het bijzonder zou de gynaecoloog niet hebben toegezien op de inbedding van een specifieke (neuromasculaire) aandoening binnen de afdeling neurologie van het ziekenhuis. Het Regionaal Tuchtcollege (RTG), in beroep bevestigd door het Centraal Tuchtcollege (CTG), overwoog dat het handelen van beroepsbeoefenaren in een leidinggevende en/of bestuurlijke functie op grond van de tweede tuchtnorm tuchtrechtelijk kan worden beoordeeld. Hiervoor is vereist dat dit handelen zijn weerslag heeft op de individuele gezondheidszorg en dat de beklaagde zich bij zijn handelen heeft begeven op het deskundigheidsgebied dat bij zijn titel hoort. Wel dient, aldus de tuchtrechter, rekening te worden gehouden met de beleidsvrijheid van de leidinggevende c.q. bestuurder. In deze zaak heeft de tuchtrechter niet kunnen vaststellen dat de beklaagde, als lid van de raad van bestuur, zich heeft begeven op haar deskundigheidsgebied van gynaecoloog. Om die reden kan het handelen van de gynaecoloog niet op grond van de tweede tuchtnorm worden beoordeeld. De klager werd om die reden in zijn klacht kennelijk niet-ontvankelijk verklaard (CTG 9 juli 2021, ECLI:NL:TGZCTG:2021:135).

In een andere zaak was een psychiater, die tevens bestuurder was van een expertisecentrum voor autisme, verantwoordelijk voor de portefeuille ‘inrichting van de zorg’. De psychiater werd verweten dat hij in zijn hoedanigheid van bestuurder onzorgvuldig had gehandeld, doordat hij als eindverantwoordelijke er onvoldoende op had toegezien dat de interne behandelprotocollen et cetera in overeenstemming waren met wet- en regelgeving. In deze zaak past het RTG het in de vorige zaak aangehaalde toetsingskader toe. De klager wordt hier in zijn klacht wel ontvankelijk verklaard. Na een inhoudelijke beoordeling komt het RTG tot de conclusie dat de psychiater uiteen heeft gezet dat er meerdere interne en externe controlemechanismes bestaan om periodiek te toetsen op welke manier de binnen de instelling werkzame zorgverleners op de hoogte zijn van alle relevante wet- en regelgeving en dat hij daar ook actief bij betrokken is. Deze werkwijze is volgens de tuchtrechter zorgvuldig. De klacht werd kennelijk ongegrond verklaard en het beroep werd door het CTG als ongegrond verworpen (CTG 14 augustus 2020, ECLI:NL:TGZCTG:2020:142).

Ook een afdelingshoofd neurologie moest bij de tuchtrechter verantwoording afleggen over zijn rol als leidinggevende. De neuroloog werd verweten dat er geen goede afstemming bestond tussen de verschillende expertises binnen de afdeling neurologie. Nu het afdelingshoofd zelf BIG-geregistreerd neuroloog is en de klacht ziet op de afstemming van de neurologische afdeling, wordt voldaan aan het weerslagcriterium en bevond het verweten handelen zich binnen het deskundigheidsgebied van de neuroloog. De klacht werd mitsdien ontvankelijk verklaard, maar door het RTG als kennelijk ongegrond afgewezen. Hoewel de neuroloog als afdelingshoofd verantwoordelijk was voor het goed functioneren van de afdeling op medisch- inhoudelijk gebied, ziet deze verantwoordelijkheid op de organisatie van de zorg en de randvoorwaarden waaronder die zorg wordt verleend. Die verantwoordelijkheid gaat niet zover dat een beslissing van een collega om in een individueel geval al dan niet te verwijzen, door de neuroloog op eigen initiatief opnieuw of nader had moeten worden beoordeeld (RTG Eindhoven 31 maart 2021, ECLI:NL:TGZREIN:2021:26).

Deze uitspraken laten zien dat de tuchtrechter met de codificatie van al eerder ingezette jurisprudentie een instrument in handen heeft om klachten tegen BIG-geregistreerde bestuurders en leidinggevenden in de zorg (zij het marginaal) te toetsen.

Delen:

Het belangrijkste nieuws wekelijks in uw inbox?

Abonneer u op de Mr. nieuwsbrief: elke dinsdag rond de lunch een update van het nieuws van de afgelopen week, de laatste loopbaanwijzigingen en de recentste vacatures. Meld u direct aan en ontvang elke dinsdag de Mr. nieuwsbrief.

Meest gelezen berichten

Van onze kennispartners

Juridische vacatures

Scroll naar boven