Terwijl in de VS de massale protesten tegen politiegeweld als gevolg van de dood van George Floyd leiden tot heftige noodtoestanden, ligt in Nederland het wetsvoorstel dat beoogt de geweldsaanwending door politieambtenaren anders te benaderen in de Eerste Kamer. Dit wetsvoorstel beoogt de rechtsbescherming van de politieambtenaar die geweld heeft gebruikt beter te beschermen, aangezien die tijdens zijn taakuitoefening in een ‘kwetsbare positie’ verkeert en van hem juist wordt verwacht dat die dat geweld toepast. Een strafrechtelijk onderzoek als dit politiegeweld verkeerd uitpakt en dood of letsel ten gevolge heeft, is voor de politieambtenaar ingrijpend en belastend en leidt tot onzekerheden, net als bij een ‘normale’ verdachte.
Het wetsvoorstel voorziet in een drietal wijzigingen. In de eerste plaats wordt een strafuitsluitingsgrond toegevoegd aan de rechtvaardigingsgrond ‘handelen ter uitvoering van een wettelijk voorschrift’ (art. 42 Sr). In het geval dat de politieambtenaar zich in de rechtmatige uitoefening van zijn taak aan de regels (Ambtsinstructie) heeft gehouden, kan die een beroep doen op art. 42 lid 2 Sr als hij wordt vervolgd voor doodslag of zware mishandeling. Voor de politieambtenaar die de geweldsinstructie wel heeft geschonden en als dit ernstige gevolgen teweeg heeft gebracht, zou het volgens de minister onwenselijk zijn hem alleen te kunnen vervolgen “voor hetzelfde delict als waarvoor een persoon zonder geweldsbevoegdheid die geweld heeft gebruikt zou worden vervolgd”, namelijk doodslag of zware mishandeling. Het schenden van de ambtsinstructie met letsel, zwaar lichamelijk letsel of de dood tot gevolg wordt in een nieuwe strafbaarstelling van art. 372 bedreigt met respectievelijk één, twee of drie jaar gevangenisstraf, oftewel met aanzienlijk lagere straffen. Als derde wordt een tussenvorm van een strafrechtelijk onderzoek naar het incident gecreëerd waarbij de politieambtenaar zich beschermd weet omdat hij niet als verdachte wordt aangemerkt, maar wel die bijbehorende rechten verkrijgt in het ‘feitenonderzoek’ als beschreven in het beoogde art. 511a Sv.
De Ambtsinstructie als zodanig wordt nog apart aangepast, los van dit wetsvoorstel, maar ook daaruit is een verruiming voor toepassing van politiegeweld te destilleren. Er is op die nieuwe Ambtsinstructie ook veel kritiek: er is veel onduidelijkheid over wat wordt verstaan onder de verschillende geweldstechnieken en hoe die worden begrensd, het is onwenselijk meer geweldsmiddelen te veroorloven maar minder trainingsuren te faciliteren, en het is te vaag en onbestemd tegen wie het geweld mag worden toegepast. In tijden waarin vooral wordt aangedrongen op een kritische toets en evaluatie van toegepast politiegeweld is het ironisch dat een wet zich aandient die politieambtenaren veel beter beschermt. Vooral de opeenstapeling van de wijzigingen die elkaar versterken ten koste van die kritische toets wringt. De meest treffende kritiek komt echter uit de conclusie van advocaat-generaal Paridaens bij een zaak waarin een politieambtenaar werd veroordeeld voor poging tot doodslag bij het schieten op een wegvluchtende verdachte, die daarbij in het achterhoofd werd geraakt en waarin het gerechtshof een rechterlijk pardon had toegepast: stel dat die hele exercitie van de stelselwijziging in de beoordeling van de toepassing van politiegeweld al zou zijn ingevoerd, dan zou de uitkomst van die procedure niet veel anders zijn geweest.