De werknemer in deze zaak (ECLI:NL:RBZWB:2023:5566) is werkzaam bij Tantelouise, een ouderenzorgorganisatie. Gedurende dit dienstverband ontvangt Tantelouise diverse signalen over verwijtbaar en grensoverschrijdend gedrag van de werknemer richting collega’s en bewoners. Naar aanleiding van deze signalen vindt eind juni 2022 tussen Tantelouise en de werknemer een gesprek plaats. In dat gesprek heeft Tantelouise een beëindigingsvoorstel gedaan. Partijen zijn hierover in onderhandeling getreden. Uiteindelijk verzendt de voormalig advocaat van de werknemer op 29 juli 2022 een e-mail aan de advocaat van Tantelouise, waarbij hij zijn e-mail als volgt afsluit: “Graag hoor ik zo mogelijk nog vandaag of u op basis van het vorenstaande de vaststellingsovereenkomst kunt uitwerken.”
Op 1 augustus 2022 reageert de advocaat van Tantelouise dat Tantelouise akkoord is met de voorgestelde einddatum en dat een concept van de vaststellingsovereenkomst zal worden uitgewerkt. Op 9 augustus 2022 verstuurt de advocaat van Tantelouise de vaststellingsovereenkomst naar de voormalig advocaat van de werknemer. Op 25 augustus 2022 deelt de voormalig advocaat van de werknemer mee dat de werknemer niet tot ondertekening van de vaststellingsovereenkomst zal overgaan, omdat niet is aangetoond dat de werknemer op onacceptabele wijze heeft gehandeld richting bewoners. Partijen verschillen vervolgens van mening over de vraag of de arbeidsovereenkomst door middel van een vaststellingsovereenkomst is beëindigd.
Schriftelijkheidsvereiste vaststellingsovereenkomst
Op grond van artikel 7:670b lid 1 BW is een overeenkomst waarmee een arbeidsovereenkomst wordt beëindigd, slechts geldig indien deze schriftelijk is aangegaan. In dat kader kan de vraag worden gesteld wat precies onder dit schriftelijkheidsvereiste moet worden verstaan. Volgens Tantelouise hebben partijen op 1 augustus 2022 schriftelijke overeenstemming bereikt over de beëindiging van de arbeidsovereenkomst. De werknemer stelt zich op het standpunt dat partijen geen vaststellingsovereenkomst hebben gesloten, omdat de werknemer de overeenkomst uiteindelijk niet heeft ondertekend.
De kantonrechter is van oordeel dat met het e-mailbericht van de advocaat van de werknemer het aanbod van Tantelouise om de arbeidsovereenkomst te beëindigen is aanvaard. Partijen waren verdeeld over een laatste kwestie en op 1 augustus 2022, toen Tantelouise akkoord is gegaan met de voorgestelde einddatum, hebben partijen daarover overeenstemming bereikt. De voorwaarden om tot een beëindiging van de arbeidsovereenkomst te komen hebben partijen via e-mail vastgelegd. Daarmee is naar het oordeel van de kantonrechter voldaan aan het schriftelijkheidsvereiste van artikel 7:670b lid 1 BW. Het ondertekenen van de vaststellingsovereenkomst was slechts nog een formaliteit, die niet aan de rechtsgeldigheid van de vaststellingsovereenkomst in de weg staat.
Commentaar
Om aan het schriftelijkheidsvereiste van artikel 7:670b lid 1 BW te voldoen, is niet vereist dat de vaststellingsovereenkomst een expliciete handtekening van partijen bevat. Indien uit andere schriftelijke stukken, bijvoorbeeld een e-mail, blijkt dat partijen overeenstemming hebben bereikt over de beëindigingsvoorwaarden, is aan het schriftelijkheidsvereiste voldaan. Vanaf dat moment gaat overigens ook de bedenktermijn van (in principe) veertien dagen lopen waarin de werknemer de vaststellingsovereenkomst zonder opgaaf van redenen kan ontbinden. In onderhavige uitspraak werd door de werknemer te laat een beroep op de bedenktermijn gedaan, namelijk pas op 25 augustus 2022. De bedenktermijn was toen al ruimschoots geëindigd doordat partijen op 1 augustus 2022 overeenstemming hadden bereikt.
Met medewerking van Lucine Meijers.