Hoogleraar staatsrecht: ‘zaakstoedeling in Nederland gebrekkig geregeld’

De wijze waarop in Nederland zaken worden verdeeld over rechters, biedt onvoldoende wettelijke verankering en onvoldoende onafhankelijkheidswaarborgen. Dat vindt Paul Bovend’Eert, hoogleraar staatsrecht aan de Radboud Universiteit.

Delen:

rechtbank_5811-a2ae560d
foto: Geert Snoeijer

De Nijmeegse professor schreef er een bijdrage over in de nieuwste editie van het Nederland Juristenblad (NJB). Hoe wordt bepaald welke rechter welke zaak in behandeling neemt, is een onderwerp dat niet op dagelijkse belangstelling kan rekenen. Maar toch is dit in een rechtsstaat van het grootste belang, aldus Bovend’Eert. “De zaakstoedeling dient met het oog op de rechterlijke onafhankelijkheid en de onpartijdigheid van de rechter met bijzondere waarborgen omgeven te zijn.” Zo moet bijvoorbeeld uitgesloten zijn dat een andere staatsmacht op enige manier invloed kan uitoefenen op de persoon van de rechter in specifieke zaken.

Ad hoc

Als voorbeeld van de summiere regels op dit gebied noemt de staatsrechtgeleerde de strafzaak tegen PVV-leider Geert Wilders in 2016. Voor die zaak werd ad hoc een drietal rechters geselecteerd met als belangrijk criterium dat deze geen lid waren van een politieke partij. Op dat moment bestonden nauwelijks aanknopingspunten om hier op een zorgvuldige manier mee om te gaan.

Code zaakstoedeling

Sindsdien is er wel het een en ander veranderd. Sinds april vorig jaar is de Code zaakstoedeling van kracht, in het verlengde waarvan de gerechtsbesturen zaakstoedelingsregelingen per rechtsgebied hebben opgesteld. Maar dit is nog niet genoeg, stelt Bovend’Eert. Het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) heeft in het kader van het recht op een eerlijk proces namelijk bepaald dat deze materie een wettelijke grondslag behoeft.

Juridisch betekenisloos

De Code voldoet hier niet aan, sterker: deze bezit “geen enkele juridische betekenis”, schrijft de hoogleraar, en is hoogstens een “samenstel van vrijblijvende aanbevelingen aan de gerechten.” Het kabinet is van mening dat de regeling wel voldoet aan de EHRM-eisen, en volgens Bovend’Eert hebben opeenvolgende ministers voor Rechtsbescherming (Sander Dekker en Franc Weerwind, van VVD resp. D66) de Tweede Kamer zelfs op het verkeerde been gezet door te suggereren dat de Code een lagere wettelijke regeling zou zijn.

Kwetsbaar

De afzonderlijke gerechtsbesturen stellen nu regelingen op. Maar ook hier zit een kwetsbaarheid: de organisatie van deze besturen is sinds 2013 niet meer wettelijk geregeld, en kennen een “informele structuur”, zonder grondslag in de Wet op de rechterlijke organisatie (Wet RO). “Hier wreekt zich dat de wetgever bij de vormgeving van de bestuursstructuur binnen de rechterlijke macht geen onafhankelijkheidswaarborgen heeft willen toekennen aan gerechtsbesturen”, betoogt de wetenschapper. Al met al is het zijns inziens de hoogste tijd voor een wettelijke en wettelijke verankering van de contouren en vormgeving van de toedeling van zaken.

Delen:

Het belangrijkste nieuws wekelijks in uw inbox?

Abonneer u op de Mr. nieuwsbrief: elke dinsdag rond de lunch een update van het nieuws van de afgelopen week, de laatste loopbaanwijzigingen en de recentste vacatures. Meld u direct aan en ontvang elke dinsdag de Mr. nieuwsbrief.

Meest gelezen berichten

Van onze kennispartners

Juridische vacatures

Scroll naar boven