In de eerste aflevering van deze rubriek (januari 2014) schreef ik over het verschijnsel van de boete-inflatie. Dat is onverminderd actueel. De ene verhoging van de boetemaxima is nog niet ingevoerd of de volgende staat alweer in de steigers. Bij veel verhogingen wordt ter rechtvaardiging gewezen op ruimere boetemogelijkheden die elders bestaan: ofwel op een ander terrein van wetgeving, ofwel in het buitenland. Het is een haasje-over-spel dat eindeloos door kan gaan.
In de afgelopen zomer consulteerden de ministeries van Financiën en Justitie en Veiligheid belanghebbenden over hun nieuwste voornemens betreffende het boetestelsel in de financiële wetgeving. Het gaat om verdere verhoging van de bestuurlijke boetemaxima, verruiming van de mogelijkheid de boete af te stemmen op het beweerdelijk behaalde voordeel en introductie van de omzet-gerelateerde boete. De voorstellen zijn onderdeel van een wetsvoorstel tot implementatie van de gewijzigde Europese regelgeving inzake marktmisbruik. Daarin worden minimum eisen gesteld aan de sanctiemogelijkheden. Dat laatste is nu dankbaar aangegrepen voor een brede herziening van het bestaande boete-instrumentarium, waarvan de gevolgen geenszins beperkt zijn tot het specifieke terrein van de marktmisbruik. De financiële toezichthouder zal straks voor talloze overtredingen een ruime keuzevrijheid hebben: een boete tot vijf miljoen euro, een boete tot driemaal het behaalde voordeel of een boete tot tien procent van de jaaromzet.
De voorstellen passen in de huidige trend om boetemaxima steeds meer te laten bepalen door factoren die losstaan van de ernst van het delict, zoals de mate waarin het handelen winstgevend is geweest en de veronderstelde draagkracht van de overtreder. De draagkracht fungeert dan niet meer als een strafmatigende factor, maar juist als een factor die de boete tot ongekende hoogte kan opdrijven. Waar het boetemaximum precies ligt, is op voorhand niet te zeggen: voordeelschattingen of omzetberekeningen zullen daarvoor bepalend zijn. De grenzen in de wet zijn bijzonder rekbaar en boetes kunnen onbeperkt cumuleren.
Voor de Wet op de economische delicten stelde de regering ooit voor dat de rechter een geldboete tot een onbeperkt bedrag zou kunnen opleggen. Dat idee werd toen door het parlement krachtig afgewezen als zeer bedenkelijk en strijdig met goede Nederlandse tradities. Maar het kan verkeren.