In de onderzoeksbundel Constitutionele waarborgen concludeerden Soeharno en zijn UvA-collega’s Niels Graaf en Jerfi Uzman, bijgestaan door juridische kopstukken als Geert Corstens en Wim Voermans, dat de rechtsstaat slecht bestand is tegen politieke druk. Soeharno noemt de onafhankelijkheid van de Nederlandse Rechtspraak boterzacht. “De instituties binnen de Rechtspraak zijn heel zwak”, licht hij toe. “We hebben onderzoek gedaan: stel dat in Nederland hetzelfde zou gebeuren als in Polen en Hongarije, wanneer ontstaat dan de institutionele tegendruk? Uit het onderzoek bleek dat je in Nederland heel ver kunt gaan voordat er tegendruk komt. In Polen en Hongarije zijn de rechters onder druk gezet met tuchtrecht en benoemingen. Die weg ligt in Nederland open voor de minister, als hij dat zou willen. In de voordrachten voor presidenten van de gerechten en de leden van de Raad voor de rechtspraak heeft de minister de beslissende stem, en de presidenten gaan over het tuchtrecht. Een kwaadwillende minister heeft in Nederland op die terreinen doorzetmacht waar in Polen en Hongarije nog wetswijzigingen voor nodig waren. Vandaar de term boterzacht.”
Soeharno kreeg daarna van meerdere kanten de kritiek dat ‘boterzacht’ te ver gaat, omdat we een rechtsstatelijke cultuur hebben. “Met andere woorden: we kunnen ons die zachte institutionele waarborgen veroorloven omdat we een sterke rechtscultuur hebben. Ik denk dat dat achterhaald is. In Polen en Hongarije begon het met anti-institutionele sentimenten: mensen die openlijk zeggen dat ze de rechterlijke macht niet vertrouwen, omdat het een elite is, met een bepaalde politieke voorkeur.”
Eigen begroting
In de onderzoeksbundel werden vier aanbevelingen gedaan om de rechtsstaat beter bestand te maken tegen politieke druk. “Eén: je kunt nu al bij wet regelen dat de minister niet langer de bevoegdheid heeft om de Raad voor de rechtspraak en de presidenten te benoemen. Twee: zorg ervoor dat de Rechtspraak een eigen begroting krijgt. Nu gaat die nog op in de justitiebegroting en is dus afhankelijk van hoe de politieke wind waait. Het meeste geld gaat nu naar de politie, dan de douane, dan het gevangeniswezen en dan pas de Rechtspraak. Drie: haal het tuchtrecht weg bij de president. En vier: regel in de Grondwet dat de Raad voor de rechtspraak een Hoog College van Staat is, net als de Raad van State, de Nationale Ombudsman en de Algemene Rekenkamer. Dat is een sterke waarborg: je hebt twee derde van het parlement nodig om daar iets aan te veranderen.”
Intussen is er in Nederland een storm van anti-institutionele sentimenten opgestoken die ook de rechterlijke macht raakt. Twee jaar geleden schreef de AIVD dat die sentimenten steeds sterker worden, ook ten aanzien van rechters. “Dat is heel gevaarlijk”, meent Soeharno, “want die anti-institutionele sentimenten vertalen zich nu ook politiek.” Hij doelt onder meer op de kritiek op het vonnis van de Amsterdamse rechter die in februari een inreisverbod van islamitische predikers afwees. Minister Faber noemde dit een zwarte dag voor Nederland. PVV-leider Wilders schreef op X: “Wereldvreemde rechters zijn moreel kompas compleet kwijt en laten haatpredikers toch ons land binnen. D66 kan tevreden zijn.” Vervolgens werden de rechter en zijn partner online bedreigd. Soeharno verwerpt de uitingen van deze politici. “De PVV heeft heel scherpe uitlatingen gedaan over rechters”, stelt hij. “In hun verkiezingsprogramma stond dat falende rechters moeten kunnen worden ontslagen. Dan ben je niet zo ver meer van een minister die in de toekomst wél die doorgrijpmacht benut om rechters aan te pakken.”
Tegenreactie
De tegenreactie vanuit de Amsterdamse togadriehoek kwam in een opiniestuk in De Telegraaf. De strekking: lees het vonnis. Soeharno: “Dan zie je een gebalanceerde en professionele redenering: namelijk dat een goede onderbouwing door de minister ontbreekt. Dit is een gevecht dat we maatschappelijk moeten voeren. Dat we ervoor staan dat een rechter in zijn rechterlijk werk onafhankelijk en professioneel handelt, ongeacht de persoon achter de rechter. Uit onderzoek van Elke Olthuis (UvA) blijkt dat rechters goed in staat zijn zichzelf los te koppelen van hun eigen opinies. Daar worden ze op getraind. De cultuur van de Rechtspraak is daar ook op gericht.”
Belangrijk voor de onafhankelijkheid van rechtspraak is ook: hoe onafhankelijk zijn individuele rechters? Daarover heeft Soeharno eveneens zorgen. In 2002 werd de Raad voor de rechtspraak ingevoerd, met als gevolg het hiërarchisch stelsel van minister – Raad voor de rechtspraak – presidenten – werkvloer. “De veronderstelling was dat dit kon omdat rechters zo onafhankelijk en eigenwijs zijn. Die zouden zich toch nooit hiërarchisch laten aansturen”, verklaart Soeharno. “Maar in de praktijk zie je het tegenovergestelde. Toen de minister aan de geldknop draaide, moesten rechters voor minder geld harder werken. Dan blijken rechters bijzonder plichtsgetrouwe professionals: die zijn nog harder gaan werken, omdat ze recht willen blijven doen en geen zaken willen laten liggen. Het gevaar is dat de ruimte voor de soms broodnodige eigenwijsheid van rechters wordt ingeperkt. Als een rechter dat nodig acht, heeft de rechter dan de tijd en de ruimte om nog een getuige te horen? Een aanhouding te doen? Beslissen dat de zaak door een meervoudige kamer moet worden afgedaan?”
Tuchtrecht
En zo komt Soeharno op de tweede steen die hij onlangs in de Rechtspraakvijver wierp: zijn kritiek op de nieuwe Gedragscode Rechtspraak, waarover hij in het Nederlands Juristenblad zijn staf brak. Veel te ambtelijk, oordeelt Soeharno: te veel gericht op hiërarchisch ondergeschikte ambtenaren, te weinig op onafhankelijke rechters. “In de nieuwe gedragscode moet de rechter voor van alles en nog wat toestemming hebben van het management of de president. Dat versterkt de interne hiërarchie. Want rechtbankpresidenten zijn belast met het tuchtrecht en hebben daarnaast ook andere sturingsmogelijkheden, bijvoorbeeld om een rechter over te plaatsen naar een plek waar hij misschien helemaal niet wil zitten. Ze gaan ook over interne promotie van rechters. Door de code zo ambtelijk te maken, verklein je de individuele autonomie van rechters. Het is de vraag of rechters zich in deze cultuur vrij voelen om die ruimte te nemen. Iedere rechter zou de eindbaas moeten zijn over zijn beslissing. Maar met de nieuwe code staat de wind precies de andere kant op.”
In het NJB kreeg Soeharno repliek van de Presidentenvergadering, de Raad voor de rechtspraak en de Nederlandse Vereniging voor Rechtspraak. Zij schrijven, kortweg, over het grote belang van nationale en internationale codes die de onafhankelijkheid van rechters waarborgen. “Ik had mijn kritiek eerst intern geuit, toen de nieuwe gedragscode ter consultatie voor lag,” licht Soeharno toe. “Op mijn zwaardere kritiek, namelijk dat je rechters niet als ambtenaar moet normeren en dat de code niet aansloot bij internationaal erkende standaarden voor rechters, is toen geen actie ondernomen. Nu is de reactie dat de onafhankelijkheid buiten kijf staat, en dat is een heel belangrijk signaal.”
Makkelijk vereenzelvigd
Soeharno verdiept zich ook in de ethiek van advocaten. In 2022 schreef hij daarover in het Tijdschrift voor Civiele Rechtspleging het artikel ‘Moet een goede advocaat foute zaken weigeren?’ De kern van zijn betoog: “De rol van de advocaat is verdedigen wat het belang van de cliënt rechtens is. Dat is iets heel anders dan wat de cliënt wil. En ook iets heel anders dan dat je het eens bent met wat de cliënt verder allemaal doet.”
Hij noemt dit de rechtsstatelijke rol van de advocaat. De buitenwereld kijkt daar vaak anders tegenaan. Die heeft het dan over advocaten als hired guns en noemt hun houding lawful but awful. Soeharno: “Ook hier laat de buitenwacht de professionaliteit soms buiten beschouwing en wordt de advocaat makkelijk vereenzelvigd met de cliënt. Ergens logisch, want aan de buitenkant zie je alleen dat de advocaat de belangen van de cliënt verdedigt. De buitenwereld ziet de binnenkant niet: de relatie tussen de advocaat en de cliënt. Die wordt gekenmerkt door het kritische gesprek dat de advocaat met de cliënt voert: ‘Dit is wat jij wilt, maar daar staat tegenover wat ik rechtens kan verdedigen of adviseren.’ Daar zit de beroepsethische waarde van het werk van de advocaat. De advocaat die de spanning tussen de kernwaarden partijdigheid en onafhankelijkheid weet te vertalen is bij uitstek een beroepsethische advocaat. Wat daar voor de rest moreel van zij, mag een rol spelen, maar een ondergeschikte.”
Advocateneed
Nu kan het zijn dat de advocaat aanloopt tegen de eigen gewetensgrens, verwoord in de advocateneed ‘Ik zal geen zaak verdedigen die ik in gemoede niet gelove rechtvaardig te zijn’. Dat speelde in 2022, na de inval van Rusland in Oekraïne, toen Houthoff de banden met Russische cliënten verbrak. De Russische Federatie kwam zonder advocaat te zitten en vroeg de Haagse deken een advocaat toe te wijzen. Die weigerde dat, waarna de Russische Federatie naar het Hof van Discipline stapte. Het Hof besliste dat je het gewetensberoep niet in algemene zin kunt doen. “Als je dat gewetensbezwaar inroept, moet je dat concreet maken, denk bijvoorbeeld aan een advocaat die familie heeft in Oost-Oekraïne”, legt Soeharno uit. “De test die ik daarvoor gebruik is: stel dat ik dat zou vertellen aan mijn cliënt, zou hij me dan nog vertrouwen als advocaat? Uiteindelijk heeft de deken een advocaat aangewezen: dat laat zien dat een advocaat als het erop aankomt gewoon zijn rechtsstatelijke werk moet doen. En maar moet accepteren dat de buitenwacht daar kritisch op is.”
Op de vraag of hij wel eens een zaak heeft gedaan waarvan de uitkomst maatschappelijk schadelijke gevolgen heeft, antwoordt Soeharno: “Advocaten moeten verder kijken dan hun juridische neus lang is, maar je moet het werk van de advocaat ook niet overschatten. Advocaten hebben soms wel een grote mond, maar ze hebben eigenlijk nooit het laatste woord. Als een advocaat adviseert, beslist de cliënt. Als een advocaat procedeert, beslist de rechter. De rol van de advocaat wordt mijns inziens vaak te groot gemaakt, misschien ook wel door advocaten zelf. Als schoenmaker moet de advocaat zich vooral bij de leest houden. En de advocaat is op aarde om een maatschappelijk systeem van vreedzame geschilbeslechting in stand te houden. Heeft de advocaat daarnaast wel de benodigde kennis om precies te weten wat het verband is tussen de bijstand in de zaak enerzijds en het maatschappelijk effect anderzijds? Om de bedrijfsmodellen van de cliënt te doorzien in verhouding tot de bijstand? Het kan in heel bijzondere gevallen klip en klaar zijn, maar in de regel is dat niet zo.”
Lees hier het volledige interview met Jonathan Soeharno.