‘Door je laagdrempelig op te stellen als rechter, krijg je juist gezag’

Hij behandelde spraakmakende zaken als die tegen Richard de Mos, Willem Engel en Jos van Rey. Maar los daarvan haalt Jacco Janssen ook vaak de publiciteit. De Rotterdamse strafrechter duikt om de haverklap op in kranten en tijdschriften, in nieuwsshows en podcasts. Wij onderzochten wat hem drijft, wat volgens hem de grote uitdaging is van de strafrechtketen en wat voor soort rechter hij wil zijn. “Door je laagdrempelig op te stellen, krijg je juist gezag”, zegt hij in een interview in het nieuwe nummer van Mr.

Delen:

Jacco Janssen Rechtbank Rotterdam
Jacco Janssen. Foto: Geert Snoeijer

Of iets verandert als hij zijn toga aantrekt? “Helemaal niks”, antwoordt Jacco Janssen (55). Hij speelt op de zitting geen rol, ontleent zijn gezag niet aan zijn functie. “Ik realiseer me dat ik in functie ben, maar voor mij persoonlijk verandert er niets. Ik probeer dicht bij mijn eigen persoon te blijven: dat is een rol die je het allergemakkelijkst speelt. Ik ben eigenlijk niet anders dan thuis.”

“Ja, ik ben laagdrempelig”, zegt hij. Op Twitter presenteert hij zich als rechter, gezinsman en Feyenoord-supporter. Een gewone Rotterdammer die ook rechter is. “Ik probeer altijd op het niveau van de verdachte te communiceren. Bij sommige collega’s bestaat de angst dat je daarmee je gezag verspeelt, maar je krijgt er juist gezag mee. En mensen respecteren dat.”

Janssen heeft twee decennia ervaring als strafrechter in Rotterdam en is voorzitter van de meervoudige kamer. “Het allerbelangrijkste is dat je een analyse kunt maken van de feiten”, zegt hij over het rechterswerk. “In iedere strafzaak heb je hooguit één of twee problemen. Daarom probeer ik een zaak klein te maken, al moeten partijen natuurlijk wel alles kunnen zeggen. Dus: concentreren op de punten die belangrijk zijn voor de zaak, voor de partijen en voor de oplossing van het geschil. Als je daar met elkaar over kunt praten: dat is rechtspraak.”

Twee vragen

In een strafzaak, vervolgt Janssen, gaat het altijd om twee vragen. Met een Rotterdams accent: “Hebt-ie het gedaan, en wat mot-ie hebben?” Hoe dat concreet uitwerkt, bleek in december vorig jaar in een zaak tegen een stomdronken jongeman die de telefoon van een meisje had afgepakt en haar tanden uit haar mond had geslagen. De tenlastelegging was diefstal met geweld. De verdachte, die eerder veertien jaar cel had gekregen omdat hij iemand om het leven had gebracht, mocht de laatste vier jaar van zijn straf in vrijheid doorbrengen in het kader van de voorwaardelijke invrijheidstelling (vi). “Het was een bijzondere jongen, want hij had na zijn vi zijn leven opgepakt als coach van kinderen die op het verkeerde pad waren gekomen”, vertelt Janssen. “In die baan werd hij zo gewaardeerd dat hij tijdens zijn voorarrest een vast contract had gekregen van de gemeente.”
In de strafzaak moest de Rotterdamse rechtbank twee vragen beantwoorden. De eerste was: was het diefstal met geweld? De verdachte zei namelijk dat hij dacht dat het zijn eigen telefoon was. Janssen: “Hij zei dat hij niet het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening had.”

Het tweede probleem was welke straf de agressieveling moest krijgen. De officier vorderde naast een gevangenisstraf van negen maanden de herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling. Dan zou de jongen weer ruim vier jaar de bak ingaan. Janssen: “Al of niet diefstal: daar waren we snel uit. We twijfelden over het oogmerk, dus er kwam vrijspraak van de diefstal en veroordeling voor de ernstige mishandeling. Maar welke straf was gepast? Die jongen had al duizend euro schadevergoeding overgemaakt aan het meisje. Hij refereerde zich aan het oordeel van de rechter: wat het meisje ook zou vorderen, hij betaalde. Hij stelde zich fantastisch op, en dat klonk door in de strafmaat, ook al stond hij, gezien zijn veroordeling in het verleden en als dader van uitgaansgeweld, met 10-0 achter. We hebben negen maanden gevangenisstraf opgelegd voor de mishandeling. De herroeping van voorwaardelijke invrijheidsstelling hebben we afgewezen.”

Spijt betuigen

Janssen noemt het ‘super belangrijk’ dat een verdachte spijt betuigt. “Dat is altijd een eerste stap op de weg terug. Je hoeft geen gekke Henkie te zijn, maar ik wil niet van rechters horen ‘De verdachte betuigt alleen maar spijt om een lagere straf te krijgen’. Als je zo wordt, als je niet gelooft dat mensen afstand kunnen nemen van iets wat ze hebben gedaan… dan zitten we op een dood spoor.”

Hij vindt de zitting het allerbelangrijkst in het strafproces. “En dat moet zo blijven. Daar is het contact met de procespartijen van essentieel belang. Daar vindt het systeem van procedurele rechtvaardigheid plaats. De rechter, de officier, de verdachte, de advocaat, het slachtoffer en ook de hele maatschappij erachter, ze hebben allemaal baat bij een rechtvaardig proces. Dat de verdachte weet dat er naar hem wordt geluisterd is daarin heel belangrijk.”

Een keiharde aanpak van criminelen doet het vaak goed in de publieke opinie, maar niet bij Janssen. “Die weg zijn we te veel op gegaan in het strafrecht: zet mensen heel lang vast, en dan ook nog tbs, als het kan. Dat verwacht de maatschappij van ons, maar dat is gevaarlijk. We moeten het strafrecht niet gebruiken om mensen buiten de samenleving te plaatsen. Natuurlijk moeten we niet naïef worden, ik zie ook wel wat er gebeurt in het Marengo-proces in Amsterdam, met diverse moorden die er mogelijk onder hangen. Maar die houding mag niet doorsijpelen. In meer dan negentig procent gaat het in het strafrecht om – simpelweg – huis-tuin-en-keukenzaken.”

Liegende agenten

Om verdachten te geven wat hun toekomt is de rechtbank Rotterdam in november 2022 begonnen met de Snelle Toekomstgerichte Meervoudige Kamerzitting (STMK) “Daarin kijken we meer naar de verdachte en diens toekomst. We willen zaken uit voorlopige hechtenis snel op zitting hebben, liefst voor de eerste proformazitting, om te onderzoeken of de verdachte ook naar de toekomst wil kijken. Zo ja, dan kunnen we dat met elkaar doen. Dat is het beste voor de verdachte en het slachtoffer, voor de officier, voor de rechtbank omdat de zaak niet op de lange baan gaat en voor de advocaat, die aan een andere zaak kan gaan werken. We onderzoeken nog bij welke zaken dat het beste kan.”

Advocaten zeggen dat rechters, in navolging van de Hoge Raad, fouten van het Openbaar Ministerie te makkelijk toedekken of herstellen. Janssen erkent dat rechters soms te veel door de vingers zagen. “Een bewijsoverweging schrijven om een ontbrekende schakel in het bewijs te formuleren is prima, dat mag ook wettelijk. Als er door de druk op de strafrechtketen te veel gaten in de dossiers vallen, dan gaan we glijden en moeten we uitkijken. Maar ik denk dat we ons goed opstellen, we stellen grenzen zonder naïef te zijn. Een vrijspraak voor een moord omdat er een klein bewijsmiddeltje niet rondkomt… dat gaat te ver.”

Hij begint over de twee liegende agenten die vorig jaar november het nieuws haalden. Twee verbalisanten schreven in hun proces-verbaal dat een 41-jarige garagehouder in Rotterdam-Zuid zich op 19 juni 2020 agressief gedroeg, waarna een agent zich genoodzaakt voelde een kopstoot uit te delen. Uit camerabeelden die de garagehouder in september 2022 toonde tijdens de strafzaak tegen hem bleek dat de agenten hebben gelogen. Op de beelden is te zien dat de verdachte één hand in het gips heeft en een mitella draagt. De agent rukt aan de mitella, duwt de man tegen de muur, geeft hem een kopstoot en pakt hem later bij de nek beet. Tijdens de voortzetting van de zitting in november merkt de politierechter op dat de verdachte juist de boel wil sussen. De rechter verklaarde het OM niet-ontvankelijk. Uit het vonnis: “Het is slechts aan de beveiligingscamera’s van de verdachte te danken dat hij zijn onschuld heeft kunnen aantonen.” De beelden zijn destijds wel door de technische recherche opgehaald, maar niet aan het dossier toegevoegd.

Grens getrokken

Op vraag of we nog kunnen vertrouwen op de processen-verbaal van de politie, antwoordt hij: “Júíst, als je dit soort vonnissen wijst. Dat doe je om voor iedereen duidelijk te maken hoeveel waarde we hechten aan een correct proces-verbaal. Omdat dit bewijsmiddel zo superbelangrijk is.” Janssen heeft niet de ervaring dat processen-verbaal bij elkaar worden gelogen. “Dat weten we omdat het proces-verbaal niet het enige bewijs is. We hebben vaak ook de verklaringen van verdachten en getuigen. Áls je het ambtsedig proces-verbaal als enig bewijsmiddel gebruikt − en dat mag − dan moet je er ook op kunnen vertrouwen, anders zijn we verloren. Daarom is het zo belangrijk dat de politierechter de grens heeft getrokken. Het systeem wordt hierdoor juist beschermd.”

De grote uitdaging is om de strafrechtspleging in te zetten zoals deze is bedoeld, meent Janssen. “Een snelle, adequate toekomstgerichte reactie geven op zaken die de officier van justitie aan ons voorlegt. En dat moet op een begrijpelijke en toegankelijke manier. Dat lukt nu onvoldoende, omdat we vaak belanden in een hard debat over bewijs en de hoogte van straffen. Daarom zet iedereen zijn hakken in het zand, ontstaan veel geschillen, en dat is niet goed voor een strafzaak. We moeten de andere kant op. Een beetje lik-op-stuk, maar ook kijken hoe de verdachte weer deel kan uitmaken van de samenleving. We willen veel vaker de reclasseringsambtenaar op zitting hebben om te kijken hoe we verder kunnen met de verdachte. Geen lijvig rapport, maar uitzoeken wat voor deze verdachte belangrijk is. De drie pijlers Werk, Wonen en ‘Welke relatie dan ook’ herstellen. We zijn het maatwerk een beetje uit het oog verloren.”

Podcast-reeks

Jacco Janssen schuwt de publiciteit niet. Hij heeft samen met Margje van Weerden van de Raad voor de rechtspraak de podcastreeks De Staat van het Strafrecht, is een van de schrijvers van de rechtsstaatcolumn voor NRC, kwam volop in de media omdat hij op verzoek van de reclassering een enkelband droeg en verschijnt in talkshows en op de radio als strafrechtwoordvoerder van de Rechtspraak. “Het strafrecht is mijn passie”, antwoordt hij op de vraag naar zijn hoge mediaprofiel. “Het recht dichtbij de mensen brengen is een belangrijke drijfveer van mij. Ik vertel hoe ik als rechter aankijk tegen het strafrecht. Soms zeg ik dingen die mensen niet verwachten. Ik kleur vaak buiten de lijntjes, maar nooit buiten het boekje.” Rechters raken steeds meer gewend aan media-aandacht en social media. “Er zullen heus wel eens collega’s zijn die denken ‘nou nou nou’, maar er zijn er ook die het heel leuk vinden.”

Als hij twittert over persoonlijke dingen, is dat bijna altijd in relatie met zijn werk. “Ik ben in een museum bij Boston geweest, daar verkopen ze een tasje met allerlei kreten over justice, freedom, peace en zo. Zo’n tasje laat ik dan zien. Of een foto van een zwart meisje dat voor het eerst naar school mag en wordt beschermd door beveiligers. Ik twitter nooit zomaar. Hoogstens over Feyenoord of zo.”

 Klik hier voor het complete artikel.

Lees meer over:

Delen:

Het belangrijkste nieuws wekelijks in uw inbox?

Abonneer u op de Mr. nieuwsbrief: elke dinsdag rond de lunch een update van het nieuws van de afgelopen week, de laatste loopbaanwijzigingen en de recentste vacatures. Meld u direct aan en ontvang elke dinsdag de Mr. nieuwsbrief.

Meest gelezen berichten

Van onze kennispartners

Juridische vacatures

Scroll naar boven