Peter van Koppen heeft weer eens een mooi boek geschreven: Overtuigend bewijs: indammen van rechterlijke dwalingen. Het is verplichte kost in ieder geval voor alle strafrechters, officieren van justitie en strafadvocaten. Bewijzen berusten op wetenschap van feiten en dat is meer dan recht. Ook Van Koppen wijst er nog eens op hoe raar het is dat juristen wél van alles leren over recht, maar eigenlijk niets over feiten. En in die feiten zit het recht, niet alleen omdat de overgrote meerderheid van straf- en andere zaken gaat over betwiste feiten en niet over betwist recht.
Rechters doen het dan ook niet altijd goed. Zo verdwijnen onschuldigen voor kortere of langere tijd achter de tralies en dat deugt nog veel minder. Het is een nederlaag van en voor de rechtsstaat. Grote woorden misschien, maar reden genoeg om zorgvuldig te zijn en dus ook om onzorgvuldigheid en erger aan de kaak te stellen en af te straffen.
Toch worden onverdedigbare veroordelingen officieel verdedigd. President Verburg (van het Hof den Haag) zei over de Schiedammer parkmoordzaak: “Naar de regelen van vakmanschap was het een goed arrest.” President (van de Raad voor de Rechtspraak) Van den Emster zei over de zaak tegen Lucia de Berk: “De betrokken rechters hebben professioneel en integer gehandeld.”
Zo vellen de twee presidenten een even onbedoeld als dodelijk vonnis over de strafvordering. Want als naar de regelen van vakmanschap onschuldigen professioneel en integer kunnen worden veroordeeld, dan is er iets mis met de rechtspleging en niet – of niet alleen – met de rechters die verkeerde bewijzen leverden.
Volgens Van Koppen wilden de presidenten hun raadsheren van beiderlei geslacht niet afvallen en kan die loyaliteit hen niet worden verweten. Leugens om bestwil? Grove fouten goedpraten om leden van de rechterlijke macht uit de wind houden? Dat maakt het er niet beter op.
Kritiek moet kunnen zonder personen te raken. Kritiek op een lichaam is nog geen persoonlijke kritiek op de leden er van. Als Verburg naar waarheid had gezegd: in de Schiedammer parkmoordzaak heeft het Hof zitten slapen, dan had hij geen van de rechters persoonlijk op de korrel genomen. Het Hof besluit, niet de individuen die er deel van uitmaken. Dat geldt ook als het wél goed ging. Zo wilde een winnaar in de rechtsstrijd de voorzitter van de rechtbank uit dankbaarheid een hand geven. “Het recht heeft geen handen” was het antwoord, met de presidentiële armen terecht op de rug.
Kritische openheid over bewijsrechtelijke misslagen is tegen niemand persoonlijk gericht. En ook al zouden rechters er door worden geraakt: eerlijkheid over verkeerde straf- en andere rechtspraak is echt belangrijker dan rechterlijke groepssolidariteit. Ook rechters zijn kennelijk mensen die wel eens vergeten dat kritiek leerzaam kan zijn voor wie zich niet persoonlijk voelt aangevallen.
Net zo goed als critici van het rechtsbedrijf niet op de mens moeten spelen. Soms is dat moeilijk vol te houden. Neem het volgende geval – kiesheidshalve zo goed mogelijk geanonimiseerd. Agenten van politie knoeiden met tapverslagen, al dan niet uit angst dat het recht anders zijn loop niet zou nemen. Ter zitting brengt de verdediging dat aan het licht. Niet-ontvankelijkheid was het voor de hand liggende gevolg. Het Openbaar Ministerie was het er niet mee eens. Zo genadeloos zouden dergelijke vergissingen niet mogen worden afgerekend. Bovendien zou er ook afgezien van die mislukte taps voldoende bewijs zijn om tot veroordeling te komen. Tja, dan was dat geknoei met die taps niet eens nodig geweest.
Maar toch: wie leugens willens en wetens wegwuift als vergissingen – en dat ook nog ter zitting – kan juridisch noch menselijk ernstig worden genomen. Desgevraagd zal het Openbaar Ministerie ongetwijfeld verklaren dat de verklaring van de officier ook een vergissing was. Dat klopt dan weer wél.
In zo’n zaak is het inderdaad moeilijk om alleen op de zaak in te gaan en de persoon er achter met rust te laten. Want wat moeten we met een etiketten en erger zwendelende officier die weet of tenminste behoort te weten dat tapverslagen van nooit gevoerde gesprekken echt niet per vergissing tot stand zijn gekomen? Liegt die dan ook om bestwil, uit misplaatste loyaliteit met oneerlijke politieagenten? Zo past die officier tenminste in dit opzicht naadloos in het rijtje van de presidenten die zo pal achter hun eigen personeel bleven staan. Dat maakt die officier er nog niet beter op, als officier van justitie en als mens.
Wat moeten we met oneerlijke mensen in de rechtspleging? Met hen afrekenen natuurlijk, net zoals met misdadigers in het algemeen moet worden afgerekend. Zoals misdadigers tijdelijk uit de maatschappij worden verwijderd, zo zouden mala fide ambtenaren van politie en justitie uit de rechtspleging moeten verdwijnen.
Zo ver zijn wij nog niet. Volgens art. 359a Sv. is niet-ontvankelijkheid nog steeds de prijs die moet worden betaald voor al te vergaande oneerlijkheid, hoe betrouwbaar en feitelijk overtuigend bewijs ook kan zijn. Al langer is bekend dat het anders kan. Nog eens kort samengevat: kijk alleen naar feitelijke betrouwbaarheid van bewijs. Onrechtmatig verkregen bewijs en andere vormfouten moeten niet leiden tot vrijwaring van straf of een gedeelte er van. Het moet wél leiden tot afrekening met foute ambtenaren en schadevergoeding voor getroffen verdachten. Inderdaad moeten agenten en officieren van justitie die het niet te nauw nemen met recht en waarheid desnoods worden ontslagen. Kijk naar Scandinavië: het kan. Zo worden slachtoffers van delicten niet nog eens slachtoffer van verdachten die de dans ontspringen omdat zij door politie en justitie niet goed zijn behandeld. Voor die slachtoffers is vrijwaring van straf op grond van vormfouten ook een leugen om bestwil, of erger: “de dader heeft het gedaan, maar hij is niet goed behandeld, dus doen wij alsof hij het niet heeft gedaan”.
In de feiten zit het recht, niet in doen alsof dingen niet zijn gebeurd. Leugens om bestwil beschermen niemand, of het nu gaat om verdachten, slachtoffers van delicten of ambtenaren die uit de wind moeten worden gehouden. Kwade trouw en ander geknoei door ambtenaren van politie en justitie moet meer kosten dan alleen het verliezen van een zaak. Zonder aanzien des persoons.