Uw onderzoek heet ‘Wie maakt de wetgeving in het migratierecht?’ Wat gaat u – kort gezegd – onderzoeken?
“Veel ingrijpende regels in het migratierecht staan niet in de wet, maar in algemene maatregelen van bestuur of ministeriële regelingen. Deze regels worden dus niet door de wetgever gemaakt, maar door het bestuur (de regering of een minister). Ook binnen de Europese Unie worden veel regels gemaakt door de Europese Commissie, zonder inmenging van het Europees parlement. Ik ga, samen met een promovendus en een postdoc, de omvang van deze wetgevende bevoegdheid van de uitvoerende macht in kaart brengen en onderzoeken of deze bevoegdheid voldoende is begrensd.”
In het bestuursrecht, waar migratierecht onder valt, worden wetgevende bevoegdheden vaak door de wetgever overgedragen aan de uitvoerende macht, het bestuur. Waarom gebeurt dat, en waarom kan het problematisch zijn?
“Voor die delegatie van wetgevende bevoegdheid kunnen goede redenen bestaan. Het parlement heeft simpelweg niet de capaciteit en tijd om betrokken te zijn bij de totstandkoming van alle regels. Daarnaast moet de overheid soms snel en slagvaardig kunnen optreden, en regels kunnen veel sneller worden gemaakt en zo nodig worden aangepast of ingetrokken zonder betrokkenheid van het parlement. Het kan echter problematisch zijn als die wetgevende bevoegdheid van het bestuur niet voldoende is begrensd door de wetgever. Hiervan is onder meer sprake als de wet niet duidelijk het doel, onderwerp en reikwijdte omschrijft van de regels die het bestuur mag maken of als bestuurswetgeving wordt gemaakt op een manier die oorspronkelijk niet door de wetgever was bedoeld, bijvoorbeeld als het bestuur zeer algemene formuleringen in wetten of noodwetten gebruikt als basis voor nieuwe bestuurswetgeving. In dit soort gevallen wordt de macht van het bestuur onvoldoende begrensd door het recht, een van de fundamentele uitgangspunten van de rechtsstaat. Het voldoende begrenzen van de wetgevende bevoegdheid van het bestuur is van cruciaal belang voor zowel de legitimiteit van de regels als de vrijheid en waardigheid van de mensen op wie de regels worden toegepast. Dit is bij uitstek in het migratierecht van belang, omdat de regels in dit rechtsgebied diep ingrijpen in het leven van migranten.”
Uw onderzoek is extra actueel door de pogingen van het kabinet om een asielcrisis uit te roepen, zodat de door de PVV vurig gewenste asielmaatregelen via noodrecht konden worden getroffen. Bent u blij dat dit is afgewend?
“Het is rechtsstatelijk gezien de enige juiste uitkomst. Door velen is aangetoond dat er momenteel geen sprake is van bijzondere omstandigheden in staatsnoodrechtelijke zin. Zoals de Commissie Rechtsstatelijke Toets Regeerprogramma, waarvan ik lid was, in haar rapport ook schreef is het activeren van het staatsnoodrecht zonder dat sprake is van buitengewone omstandigheden misbruik van bevoegdheid en vanuit democratisch-rechtsstatelijk perspectief onaanvaardbaar.”
Hoe kijkt u aan tegen de nu door het kabinet beoogde asielnoodmaatregelenwet?
“Bij een aantal van de genoemde maatregelen zijn de nodige juridische vragen te stellen, zoals ook blijkt uit de analyses op Verblijfblog en het net genoemde rapport. Dit is bijvoorbeeld het geval bij het aanscherpen van het landenbeleid ten aanzien van Syrië, het intrekken van de Spreidingswet en het afschaffen van rechterlijke dwangsommen. Bij andere maatregelen lijkt vooral te zijn gezocht naar ruimte die het Unierecht biedt om het asielrecht nog restrictiever te maken. Verdere samenhang lijkt er niet te zijn. Uit de verdere uitwerking zal moeten blijken of ze juridisch gezien daadwerkelijk door de beugel kunnen.”
Denkt u dat de actualiteit een reden is geweest voor NWO om uw onderzoek te financieren?
“De actualiteit zou hierbij een rol gespeeld kunnen hebben, maar een groot deel van de beoordeling (voorronde en beoordeling door externe referenten) vond al plaats voordat het Hoofdlijnenakkoord van het nieuwe kabinet werd gepresenteerd en de discussie rondom het noodrecht ontstond.”
Wat boeit u in het migratierecht?
“In het migratierecht bestaat een sterke interactie tussen nationaal recht, Unierecht en mensenrechten, en er staan grote belangen op het spel. Het is bovendien zeer gepolitiseerd. Het is daardoor een relevant, complex en zeer veranderlijk rechtsgebied.”
Wie of wat is uw bron van inspiratie?
“Ik geloof niet dat ik één specifieke bron van inspiratie heb. Ik haal vaak inspiratie uit de (politieke) filosofie. Dat levert vernieuwende hypotheses op, of een relevant toetsingskader voor een kritische analyse van het geldende recht.”
Welke jurist verdient volgens u een compliment?
“De sociaal advocaat. Mijn man is sociaal advocaat en ik zie dus van dichtbij hoe hard hij en zijn collega’s moeten werken en hoe laag de vergoeding voor dit werk vaak is. De sociale advocatuur is van groot belang voor het verzekeren van toegang tot het recht. Iedereen die ervoor kiest om in de sociale advocatuur te werken verdient daarom wat mij betreft een groot compliment.”
Welk boek heeft u het laatst gelezen?
“Ik lees momenteel Demon Copperhead van Barbara Kingsolver. Een indrukwekkende roman over opgroeien in armoede en pleegzorg, in een door opiatenverslaving geteisterde omgeving in een oude mijnstreek in de Verenigde Staten. Zeker met het oog op de Amerikaanse verkiezingen deze week een zeer relevant, en verontrustend, verhaal.”
Met welke beroemdheid zou u een gevangeniscel willen delen?
“Moeilijke vraag, ik wil natuurlijk vooral niet in een cel zitten. Ik moet nu denken aan Etty Hillesum. Jaren gelden las ik haar oorlogsdagboek en daarin maakte vooral indruk hoe zij met haar denk- en verbeeldingskracht liet zien hoe de meest weerzinwekkende omstandigheden nog niet het laatste woord hoeven te hebben over hoe je je als mens tot die omstandigheden verhoudt. Zo schreef zij: ‘En al zou ik zitten in een ondergrondse cel, dan zou dat stuk hemel binnen in mij uitgespannen zijn en mijn hart zou als een vrije vogel uitvliegen naar die hemel en daarom is het alles zo eenvoudig weet je, alles zo verschrikkelijk eenvoudig en mooi en zinrijk’. Ik weet niet of ik zo zou kunnen denken, maar als ik toch in een cel zou zitten, dan kan ik met haar als celgenoot misschien een poging wagen.”
Als u het voor het zeggen had, dan…?
“Zou ik de drastische bezuinigingen op het hoger onderwijs die door het huidige kabinet zijn aangekondigd terugdraaien. Deze bezuinigingen hebben enorme impact op de kwaliteit van het hoger onderwijs en onderzoek in Nederland. Zeer verontrustend.”