De Hoge Raad heeft op 4 oktober 2019 uitspraken (ECLI:NL:HR:2019:1492 en ECLI:NL:HR:2019:1494) gedaan die van belang zijn voor de toekomst van de stille bewindvoering (prepack) in Nederland. In deze uitspraken heeft de Hoge Raad overwogen dat voor de maatstaf die geldt voor de persoonlijke aansprakelijkheid van een beoogd curator aansluiting moet worden gezocht bij de Maclou-norm.
De kwestie betrof het faillissement van het Ruwaard van Puttenziekenhuis in Spijkenisse en met name de daaraan voorafgaande pre-packprocedure (fase van stille bewindvoering). Tijdens de fase van stille bewindvoering is een doorstart vanuit faillissement verkend. Uiteindelijk is er overeenstemming bereikt met Spijkenisse Medisch Centrum over een doorstart. Een aantal medisch specialisten zijn echter niet mee overgegaan naar het Spijkenisse Medisch Centrum. Deze specialisten zijn daarop procedures gestart. Zij stellen dat de curatoren persoonlijk jegens hen onrechtmatig hebben gehandeld, zowel gedurende de pre-packprocedure als daarna. Als gevolg daarvan heeft Spijkenisse Medisch Centrum zich de praktijken van deze specialisten om niet kunnen toe-eigenen, aldus de specialisten.
De rechtbank Rotterdam heeft de vorderingen van de specialisten – kort gezegd – afgewezen, terwijl het gerechtshof Den Haag het tussentijds beroep van de specialisten heeft verworpen. Daarbij heeft het hof aangegeven de Maclou-norm te gebruiken als maatstaf voor aansprakelijkheid van een beoogd curator. De Maclou-norm houdt in dat een curator behoort te handelen zoals in redelijkheid mag worden verlangd van een over voldoende inzicht en ervaring beschikkende curator die zijn taak met nauwgezetheid en inzet verricht. Het hof hield daarbij wel rekening met de eigen taakuitoefening van de curatoren als stille bewindvoerders tijdens de stille bewindvoering.
De specialisten gaan in cassatie. De Hoge Raad laat de arresten van het hof echter in stand. Voor de persoonlijke aansprakelijkheid van een curator die vóór de faillietverklaring is opgetreden als beoogd curator geldt volgens de Hoge Raad de Maclou-norm. Daarbij komt, in voorkomend geval, betekenis toe aan hetgeen de curator in de fase voorafgaand aan het faillissement als beoogd curator heeft gedaan en nagelaten en aan de kennis die hij in die hoedanigheid heeft verworven. Een beoogd curator moet zich immers, net als een curator, laten leiden door de belangen van de gezamenlijke schuldeisers en daarbij ook rekening houden met maatschappelijke belangen. De werkzaamheden van een beoogd curator dienen immers ter voorbereiding van een voortvarende en efficiënte afwikkeling van een nog uit te spreken faillissement.