Mr. van de week is Catrien Bijleveld. Op 15 augustus is zij benoemd tot directeur van het Nederlands Studiecentrum Criminaliteit en Rechtshandhaving (NSCR), een onderzoeksinstituut van de Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek (NWO). Bijleveld was daarvoor senior onderzoeker bij het NSCR.Verder is ze hoogleraar onderzoeksmethoden in de criminologie aan de Vrije Universiteit en bekleedt ze sinds een paar maanden een adjunct ‘professorship’ aan het Griffith University Key Centre for Research.
U moet een overvol programma hebben. Zijn al die functies wel te combineren?
Het lijkt denk ik meer dan het is. Er zit overlap in mijn activiteiten, vooral op het terrein van het object van onderzoek. Zo werk ik samen met onderzoek van Griffith op onderwerpen die ik ook bij het NSCR bestudeer. Onderwijs aan de andere kant, is weer een exclusieve taak die je aan de universiteit hebt. Een directeurschap is natuurlijk een stevige klus, dus ik moet goed plannen. Ik ben net een week in functie dus misschien dat ik hier over een tijdje anders op antwoord.
Waar gaat u zich de komende tijd als NCSR-directeur voor inzetten?
Het is wat vroeg om dat al te zeggen.
Sjef van Gennip, topman van Reclassering Nederland, zei onlangs in Trouw dat de reclassering in de knel komt door bezuinigingen maar ook doordat rechters steeds vaker taakstraffen opleggen en steeds minder celstraffen. Ziet u dit ook als een probleem?
Het is enigszins paradoxaal. Aan de ene kant hebben we het sterke vermoeden dat niemand verbetert van een verblijf in de gevangenis. Daarom zou je het toejuichen als mensen minder vastzitten. Aan de andere kant is die periode van insluiting voor een aantal justitiabelen misschien juist een interval van rust, waarin je met een gedetineerde zou kunnen onderzoeken hoe het zover gekomen is, en of er iets te veranderen zou zijn waardoor hij of zij het leven (beter) op de rails kan krijgen.
Als u het voor het zeggen had dan…?
Werd er lekker vlot vergaderd.
Wat is het hoogtepunt in uw juridische carrière?
Hoewel ik jurist ben, bekleed ik niet-juridische functies. Ik ben eigenlijk vooral sociaal-wetenschappelijk onderzoeker, op het terrein van de criminologie. Daarin kom ik het recht veelvuldig tegen.
Wie of wat is in uw juridisch bestaan uw bron van inspiratie?
Er zijn er diverse. Er zijn mensen die prachtig zaken en argumenten kunnen fileren, daar kan ik echt van genieten. Een aantal mensen bij OTP op het ICC heb ik heel hoog zitten.
Het internationaal strafrecht vind ik geloof ik op dit moment het interessantst. Het interessante is hier voor mij niet zozeer het juridische, maar meer de interactie sociale wetenschappen – rechtspraak. Internationale misdrijven zijn misdrijven die op grote schaal hebben plaatsgevonden en waarvoor het veel lastiger is dan bij ‘gewone nationale’ misdrijven bewijs aan te dragen. In de warrant of arrest voor Bashir (president van Soedan, vervolgd door het ICC voor internationale misdrijven gepleegd in Darfur) werd bijvoorbeeld een epidemiologisch/statistische schatting opgenomen van het aantal doden in Darfur waar hij verantwoordelijk voor werd geacht, de eerste keer dat ik zoiets zag verschijnen. Milosevic verdedigde zichzelf tegen statistische schattingen van het aantal doden in Kosovo, en dat deed hij overigens niet onverdienstelijk. Het is heel interessant wat daar gaat gebeuren. Gaan rechters – bij de berechting van dit soort mega-zaken – inderdaad sociaal-wetenschappelijk bewijs toelaten? En voor welke onderdelen van de bewijsvoering?
Welk wetsartikel vindt u het mooist? Welk wetsartikel het slechtst?
Ik heb geen favoriet wetsartikel. Het leerstuk van voorwaardelijk opzet heb ik wel altijd erg leuk gevonden, en spannend om er over te denken waar nou precies dat omklappunt ligt waar de opzet overgaat in schuld, hoe het kan dat je op dat in zekere zin continuum een overgang naar een kwalitatief andere ‘toestand’ krijgt.
Waar ik me over kan opwinden is de steeds aangescherpte wetgeving en beleid voor het verkrijgen van een VOG. Die is met name voor zedendelinquenten enorm aangescherpt. Uit onderzoek naar jeugdige zedendelinquenten blijkt echter dat de zedenrecidive onder deze groep laag is: als ze recidiveren is het vooral naar niet-zedendelicten. En uit steeds meer onderzoek krijgen we aanwijzingen dat werk ex-justitiabelen juist op het rechte pad houdt. De vraag is daarmee of die wetgeving voor deze groep niet contraproductief is.
Welke juridische website raadpleegt u vaak?
Als ik iets over wetten moet weten, pak ik vaak toch gewoon het wetboek…
Welk boek las u het laatst?
Flight behaviour van Barbara Kingsolver. Erg fijn.
Met wie zou u een gevangeniscel willen delen?
Oef. Wat een moeilijke vraag. Mijn man of mijn zus? Hoe lang eigenlijk? Of mijn vriendin met wie ik lekker veel domme spelletjes kan doen om de tijd te doden. Ik moet wel een boekenkast hebben, want zo’n gedragsinterventie om mijn leven te beteren heb ik natuurlijk geen zin in!