Mr. van de week is Fred de Hosson. De Hosson is per 1 juli 2010 door Baker & McKenzie benoemd tot nieuwe managing partner van kantoor Amsterdam.
Wat zijn uw goede voornemens als managing partner?
Ik wil in overleg met de partners een nieuw beleid ontwikkelen dat we de komende 4, 5 jaren kunnen invoeren.
Als managing partner bent u toch een soort primus inter pares. Hoe lastig is het om uw partners en andere collega’s – als advocaten niet de minst eigenwijze beroepsgroep – te managen?
Ik las deze zomer in een management boek: ‘Law firms are unmanageable’. Dat valt wel mee. Eigenlijk moet je een onderscheid maken tussen het leiden van het dagelijks bedrijf en de ontwikkeling van nieuw beleid. Het leiden van het dagelijks bedrijf is zeker management en op ons kantoor vrijwel geheel in handen van de kantoordirecteur. De ontwikkeling van nieuw beleid is de taak van het bestuur en vooral de managing partner. De inbreng van de partners bij de ontwikkeling van beleid is bij ons zeer groot en dat is een goede zaak. Zij kennen als geen ander de maatschap en de markten waarin wij actief zijn. Mijn belangrijkste taak is dus niet te ’managen’ maar veeleer om samen met hen beleid te ontwikkelen en, vooral, uit te voeren.
Hoe gaat u het managen combineren met uw praktijk?
Ik probeer mijn kantoortaak tot de helft van mijn tijd te beperken maar op dit moment lukt dat nog niet echt.
Bent u niet bang het inhoudelijke advocatenwerk te gaan missen?
Neen, want ik ben geen advocaat. Ik ben fiscaal-jurist en, zoals gezegd, zal ik mijn advieswerk voortzetten. Daarnaast blijf ik hoofdredacteur van een internationale fiscaaljuridische publicatie en zal ik ook zeker blijven publiceren.
Wie is in uw juridisch bestaan uw bron van inspiratie?
Professor H.J. Hofstra, mijn leermeester in Leiden. Een reus op zijn gebied. Na mijn studie ben ik nog een aantal jaren wetenschappelijk medewerker bij hem geweest. Hij leerde mij het fiscaal recht in een brede context te plaatsen: historisch, rechtfilosofisch, macro-economisch en internationaal. Hij leerde mij bovenal verhullend vakjargon te vermijden, een groot euvel in een ’technisch’ rechtsgebied als fiscaal recht.
Welk wetsartikel vindt u het mooist?
Voor mij als internationaal fiscaal-jurist is dat artikel 9 van het OESO Modelverdrag, waarop onze bilaterale fiscale verdragen zijn gebaseerd. Het artikel bevat de maatstaf voor de verdeling van de winst van een internationale onderneming over de betrokken staten. Alhoewel dit artikel in principe eenvoudig is, blijkt het in de praktijk een onuitputtelijke bron van discussies en conflicten te zijn.
Welk wetsartikel het slechtst?
Veel artikelen in de fiscale wetgeving dingen naar die eer. De regeling van de fiscale consolidatie (‘fiscale eenheid’) in art. 15 e.v. Wet Vennootschapsbelasting is de absolute runner up.
Wat is het hoogtepunt uit uw juridische carrière?
Het winnen op 18 september 2003 van de zaak Bosal Holding, C-168/01 bij het Europees Hof. Het acht uur journaal opende ermee. Het Hof achtte een hoeksteen van de Nederlandse vennootschapsbelasting – de niet-aftrekbaarheid van rente op leningen aangegaan ter financiering van de aankoop van een buitenlandse vennootschap – onverenigbaar met de vrijheid van vestiging. De bepaling werd geschrapt en zogenaamde ‘thin capitalisation’-wetgeving werd geïntroduceerd.
Welke juridische website raadpleegt u vaak?
Vrijwel alle fiscale websites.
Welk boek las u het laatst?
Twee tegelijk: John Keegan, The American Civil War, en Simon Schama, Scribble, Scribble, Scribble.
Met wie zou u een gevangeniscel willen delen?
Niemand.
Weet u een goede Mr. van de Week? Mail ons: office@mr-magazine.nl
