Mr. van de week is Maarten Feteris. Hij wordt per 1 april vice-president van de Hoge Raad. Sinds september 2008 is Feteris al raadsheer bij de belastingkamer van de Hoge Raad. Daarnaast is hij staatsraad in buitengewone dienst bij de Raad van State en al sinds 1994 is hij hoogleraar belastingrecht aan de Erasmus Universiteit Rotterdam.
Dat zijn heel wat taken bij elkaar. Is dat allemaal wel te combineren?
Het is allemaal werk dat ik met veel plezier doe. De energie daarvoor komt dan vanzelf en de afwisseling tussen verschillende soorten werk versterkt dat. Bovendien zijn er veel overlappingen. Het werk wat je bij de ene kring doet, komt daardoor ook het werk in een andere functie ten goede. Zo heb ik aan de universiteit de leerstoel formeel belastingrecht waardoor ik intensief alle ontwikkelingen op dat gebied bijhoud. Daarvan profiteer ik natuurlijk in zaken die op dat gebied bij de Hoge Raad komen. Het werk bij de Raad van State betreft voor een belangrijk deel onderwerpen waarmee ook de belastingkamer van de Hoge Raad te maken heeft, zoals uitleg van de Awb. We streven voor zover dat enigszins mogelijk is naar rechtseenheid tussen de colleges. Daardoor is het ook geen dubbel werk.
Het werk bij de Hoge Raad is mijn hoofdfunctie; ander werk doe ik alleen voor zover er daarnaast nog ruimte is. Het is een kwestie van heel goed bedenken wat je het belangrijkste vindt en nee zeggen tegen de rest.
Belastingrecht klinkt niet als heel spannend. U vindt natuurlijk van wel. Waarom?
De belastingheffing raakt zo ongeveer alle aspecten van de samenleving. Het is daardoor heel breed en afwisselend. Zo krijgen we zaken over beroepsvoetballers, internationale ondernemingen, bijstandsmoeders, woonschepen, drugshandel, prostitutie en nog veel meer.
Ook vanuit juridisch oogpunt is het boeiend. De belastingwetgeving heeft vaak aanknopingspunten met andere onderdelen van het recht, zoals civiel recht, strafrecht en bestuursrecht. Daar moet je allemaal rekening mee houden, en dat verruimt de blik.
Waarin verschilt de rol van vice-president met die van een ‘gewone’ raadsheer?
De belastingkamer van de Hoge Raad kent twee afdelingen. Een vice-president treedt op als voorzitter van zo’n afdeling. Dat brengt organisatorisch werk met zich mee, bijvoorbeeld op personeelsgebied en bij de verdeling en planning van zaken. Verder geef je leiding aan het debat in raadkamer. Als het op beslissen aankomt, is de voorzitter overigens gewoon een van de rechters die op de zaak zitten. Zijn taak is dus meer het stimuleren en in goede banen leiden van het debat. En als de meningen uiteen blijven lopen, is het de kunst om toch tot een oplossing te komen. Daarnaast heeft een vice-president een rol bij het uitstippelen van de koers van de Hoge Raad, de keuze waar de prioriteiten van het college zouden moeten liggen.
Het zijn roerige tijden voor de rechtspraak. Mediadruk, herziening gerechtelijke kaart, bezuinigingen, hoge werkdruk, politieke bemoeienis, protesterende rechters enzovoorts. Hoe toekomstbestendig is de rechtspraak eigenlijk?
Er zal volgens mij altijd behoefte zijn aan inhoudelijk goede en consistente beslissingen van een onafhankelijke instantie die oog heeft voor wat er in de maatschappij leeft. Een rechterlijke macht die in die behoefte weet te voorzien en zijn boodschap weet over te brengen door goed te communiceren is naar mijn overtuiging toekomstbestendig. Het is niet eenvoudig om dat voor elkaar te krijgen in tijden van bezuiniging en een toenemend aantal zaken, terwijl de samenleving – terecht – kwalitatief hoogwaardige beslissingen binnen niet al te lange termijn van de rechter verwacht. Dat brengt onvermijdelijk dilemma’s met zich mee tussen kwaliteit en productiviteit, tussen professionele zelfstandigheid en streven naar eenheid binnen een organisatie. Het is een hele uitdaging om daarin goed te manoeuvreren. De rechterlijke macht staat erom bekend dat het al jarenlang een beroepsgroep is waarin mensen hun werk met veel plezier doen. Ik denk dat het van groot belang is er in ieder geval voor te zorgen dat dit zo blijft. Op die basis zou het mogelijk moeten zijn om met deze groep uitstekende professionals de vele lastige problemen en dilemma’s waar we voor staan het hoofd te bieden.
Wat is het hoogtepunt in uw juridische carrière?
Ik geloof niet dat ik één gebeurtenis speciaal als hoogtepunt zou kunnen aanwijzen. Maar mijn promotie behoort wel tot de hoogtepunten, evenals de benoeming als raadsheer in de Hoge Raad.
Wat of wie is in uw juridisch bestaan uw bron van inspiratie?
Mijn eerste baan was aan de universiteit in Leiden bij de hoogleraar Hans Verheul. Van hem heb ik geleerd dat juridische techniek maar een eerste begin is als je wilt bepalen wat het recht is. Als het ging om een aanvaardbaar eindresultaat was hij bereid een zeer grote vrijheid te nemen.
Ook wil ik mijn docent en promotor Jaap Zwemmer noemen. Een zeer breed fiscalist. De mondelinge tentamens bij hem betroffen zowel omzetbelasting, inkomstenbelasting als gemeentelijke heffingen. Het waren inspirerende discussies. Met een röntgenblik wist hij meestal in enkele zinnen het probleem bloot te leggen.
Welk wetsartikel vindt u het mooist?
Ik vind artikel 6 van het EVRM een bijzonder artikel. Deze bepaling, waarin het recht op een behoorlijk proces is neergelegd, verwoordt de kern van het bestaansrecht van de rechter.
Welk wetsartikel het slechtst?
Lastig om er één artikel uit te pakken en daar alle aandacht op te vestigen. Uit een oogpunt van wetgevingstechniek vind ik artikel 70 van de Invorderingsrente 1990 verbazend. Daarin staat dat de regeling in die wet over het fiscale bodemrecht op 1 januari 1993 vervalt, tenzij voordien een wetsvoorstel bij de Tweede Kamer is ingediend dat een definitieve regeling over het bodemrecht bevat. Voor die datum is inderdaad een wetsvoorstel ingediend, nummer 22 942, maar we zijn inmiddels ruim 20 jaar verder en het ziet er nog niet naar uit dat het tot invoering van de voorgestelde regeling komt. De regering wilde het wetsvoorstel zelfs intrekken, maar heeft daar om redenen van wetgevingstechnische aard van afgezien.
Welke juridische website raadpleegt u vaak?
Welk boek las u het laatst?
Het boek Mao’s massamoord van Frank Dikötter. Daarin beschrijft hij gedetailleerd de gang van zaken tijdens de Grote sprong voorwaarts, nu een deel van de Chinese archieven uit die tijd voor het publiek is opengesteld.
Met wie zou u een gevangeniscel willen delen?
Dat is niet echt een situatie waarop ik mij voorbereid, en mocht het ooit gebeuren dan verwacht ik niet dat er inspraak komt over de indeling van de cellen.
Mijn gedachten zouden in de eerste plaats uitgaan naar mijn vrouw, maar die verwacht ik niet tegen te komen in een gevangenis.
Als ik dan toch zo moeten kiezen noem ik Alfred Brendel. Ook die zou ik niet in een gevangenis verwachten, het lijkt mij iemand die geen vlieg kwaad doet. Maar hij lijkt mij boeiend gezelschap: een musicus van wereldformaat, een leven lang ervaring op dat gebied en daarnaast ook een grote culturele belangstelling buiten de muziek. Iemand die niet nadrukkelijk aanwezig zal zijn, en die denk ik ook oog zal hebben voor de absurde kanten van de situatie en daar de humor van zal inzien.