Mr. van de week: Meriam Embregts

Delen:

Meriam EmbregtsMr. van de week is Meriam Embregts. Zij is general counsel/hoofd Juridische Zaken bij het Nederlands Forensisch Instituut (NFI). Het deskundigenonderzoek heeft een steeds belangrijke rol in de rechtspleging. Om die reden organiseert het NFI op dinsdag 26 februari een informatiebijeenkomst speciaal voor strafrechtadvocaten, waarin zij worden bijgepraat over de laatste wetenschappelijke en technologische ontwikkelingen. Embregts zal tijdens deze bijeenkomst onder meer uiteenzetten hoe de verdediging van de expertise van NFI-deskundigen gebruik kan maken.

Bestaat er bij advocaten veel onduidelijkheid over het deskundigenonderzoek?

Het deskundigenonderzoek valt zeker in het strafrecht niet meer weg te denken. Er bestaat bij advocaten niet zozeer onduidelijkheid over het deskundigenonderzoek. Ze zijn bekend met de NFI-rapportages, maar ze zijn over het algemeen minder bekend met hetgeen daaraan voorafgaat. Op de informatiebijeenkomst geven daarom twee forensisch deskundigen inzicht in hoe een forensisch onderzoek wordt uitgevoerd. Daarnaast zal ik de juridische en praktische randvoorwaarden schetsen voor deskundigenonderzoek voor advocaten. Het NFI heeft overigens – zeker ook voor advocaten – meer te bieden dan deskundigenonderzoek. Om de juiste vragen te kunnen stellen is kennis van het forensisch onderzoek en de wijze van rapporteren essentieel. De NFI-academy organiseert cursussen die hier inzicht in geven.

Wat is de meest belangrijke ontwikkeling op forensisch gebied van de afgelopen jaren?

De meest belangrijke ontwikkeling is dat er steeds meer mogelijkheden zijn om steeds kleinere sporen te onderzoeken. Sporen die met het blote oog niet te zien zijn, dienen wel gevonden, veiliggesteld en onderzocht te worden. Om dit te realiseren, werkt het NFI constant aan het ontwikkelen van gevoeligere en snellere onderzoekstechnieken en –methoden.

Forensisch onderzoek doet gelijk denken aan tv-programma’s als Crime Scene Investigation. Is het in werkelijkheid ook allemaal zo spannend?

Een televisieserie als CSI geeft over het algemeen een goed beeld van het forensisch werk dat het NFI doet. Maar er zijn ook een aantal grote verschillen. Een van die verschillen is dat de hoofdrolspelers van CSI vaak zowel speurder als onderzoeker zijn. Ze zoeken sporen op de plek van de misdaad, ondervragen verdachten, zijn aanwezig bij secties en voeren forensisch-technisch onderzoek uit. Het technische onderzoek op de plaats delict is in werkelijkheid een taak van de forensische opsporingsmedewerkers bij de politie. Het ondervragen van verdachten gebeurt door tactisch rechercheurs. Het NFI adviseert over het verzamelen van sporen, verricht onderzoek aan die sporen en rapporteert de resultaten van dat onderzoek aan zijn opdrachtgevers. Het NFI lost dus geen misdrijven op, maar levert daar met onderzoek een bijdrage aan.

Wat zijn de speerpunten van het NFI voor de komende tijd?

Marktverbreding en innovatie. Het NFI wil binnen de kaders die zijn gesteld een zo breed mogelijke groep van opdrachtgevers bedienen, zowel nationaal als internationaal. Enerzijds door het uitvoeren van forensische onderzoek en het geven van advies hierover, anderzijds door het ontwikkelen en verkopen van producten die opdrachtgevers zelf kunnen gebruiken bij forensisch onderzoek. Om dit te kunnen (blijven) doen is innovatie van essentieel belang.

Wat is het hoogtepunt in uw juridische carrière?

Een voortdurend hoogtepunt! Als ik terugkijk dan constateer ik met plezier dat ik op mooie plekken heb gewerkt – de Universiteit van Tilburg, de Hoge Raad der Nederlanden, de Nationale Ombudsman en nu het Nederlands Forensisch Instituut – en daar(door) gedreven, intelligente en bijzondere mensen trof. Bovendien mocht ik er ook nog mooie dingen doen. Belangrijkste wapenfeiten daarvan zijn mijn eerste publicatie (mijn scriptie was het openingsartikel van het NTB in 1999); mijn promotie over onrechtmatig verkregen bewijs op 11 april 2003. En 2003 was sowieso een goed jaar met (het debat naar aanleiding van) mijn preadvies over het hoger beroep in het belastingrecht voor de vereniging voor belastingwetenschap. En uiteraard ook de twee projecten grootschalig onderzoek voor de No: Demonstreren staat vrij en Ontslagprocedure CWI. Het werkelijke succes meet ik natuurlijk ook af aan de mate dat het resultaat (of dat nu een publicatie, presentatie of advies is) effect sorteert. En daarbij geldt, terugkijken is slechts een voorlopige balans; ik ben benieuwd wat en waar mijn carrière mij nog meer brengt.

Wat of wie is in uw juridisch bestaan uw bron van inspiratie?

Iedereen met wie het goed sparren is, daar hoeven ze overigens geen jurist voor te zijn.

Welk wetsartikel vindt u het mooist?

Ik heb een voorliefde voor het procesrecht. Art. 6, lid 1 EVRM vind ik een aansprekende bepaling. Het geeft een aantal procesrechtelijke basis- of beter: kernwaarden aan die de rechtspraktijk kunnen inspireren. Art. 6 EVRM laat daarbij ruimte voor rechtsontwikkeling hetgeen het betere denkwerk en creativiteit zal stimuleren. Of een wetsartikel mooi is, vind ik minder belangrijk; van belang is wat er in de rechtspraktijk van wordt gemaakt. Voor de rechtsontwikkeling is het benutten van kansen, het nemen van verantwoordelijkheid en een gezonde dosis lef nodig. Daar ontbreekt het nog wel eens aan. Ook een aansprekende bepaling als art. 6 EVRM kan daardoor minder goed uit de verf komen. Dat gebeurde in de zaak Khan tegen Verenigd Koninkrijk. Het Straatsburgse Hof stond voor de vraag of gebruikmaking van met schending van art. 8 EVRM verkregen bewijsmateriaal een schending van het recht op een eerlijk proces opleverde. In plaats van deze materie aan zich te trekken en (de onderlinge relatie tussen) deze twee verdragsbepalingen te versterken, heeft het – kortweg – geoordeeld dat het aan de verdragsstaten was. (Zie – ook voor de vindplaatsen – mijn dissertatie: Uitsluitsel over bewijsuitsluiting. Een onderzoek naar de toelaatbaarheid van onrechtmatig verkregen bewijs in het strafrecht, het civiele recht en het bestuursrecht).

Welke juridische website raadpleegt u vaak?

wetten.overheid.nl en rechtspraak.nl

Welk boek las u het laatst?

Lady Chatterley’s lover van D.H. Lawrence. Dit boek wilde ik al heel lang lezen en ik zag het achter de toonbank liggen bij, jawel, de C1000. Het bleek een speciale uitgave in de reeks Verboden boeken van de Volkskrant. Een aanrader. Dat geldt ook voor het andere boek waar ik vaak in lees en vaker nog uit voorlees: Brammetje Baas van Tamara Bos.

Met wie zou u een gevangeniscel willen delen?

Met drie mannen: Sander Jansen en onze zonen Bram (4) en Sjoerd (2). Bezoek wordt op prijs gesteld!

Delen:

Het belangrijkste nieuws wekelijks in uw inbox?

Abonneer u op de Mr. nieuwsbrief: elke dinsdag rond de lunch een update van het nieuws van de afgelopen week, de laatste loopbaanwijzigingen en de recentste vacatures. Meld u direct aan en ontvang elke dinsdag de Mr. nieuwsbrief.

Scroll naar boven