Mr. van de week is Mischa Keppel. Mischa Keppel studeerde rechten aan de VU. Sinds zijn afstuderen is hij als wetgevingsjurist aan de slag gegaan bij het Ministerie van Algemene Zaken (afdeling Juridische Zaken & Wetgeving) op Sint Maarten. Recent verscheen zijn boek “De onverplichte tegemoetkoming: een probleemverkenning vanuit democratisch-rechtsstatelijk perspectief”.
De onverplichte tegemoetkoming: als de overheid burgers of bedrijven compenseert terwijl dat eigenlijk niet hoeft. Wat is uw belangrijkste conclusie?
De belangrijkste conclusie is dat het verstrekken van een onverplichte tegemoetkoming vanuit democratisch-rechtsstatelijk perspectief eigenlijk niet te rechtvaardigen is. Gevoelsmatig lijkt een dergelijke tegemoetkoming prima, maar juridisch beschouwd zijn er vooral veel tegenargumenten te geven.
Uit de actualiteit. Nederlandse varkensboeren willen net als hun Belgische collega’s compensatie voor de lage vleesprijzen. U bent minister van Economische Zaken en Landbouw. De boeren hebben al twee keer varkens losgelaten op het Binnenhof. Wat doet u?
Als we even uitgaan van een onverplichte tegemoetkoming, dan zou ik waarschijnlijk eerst een interne strijd voeren tussen de politicus (doen!) en de jurist (niet doen!) in mij. Ik hoop dat ik te midden van het geknor toch de rust vind om mijn juridisch gevoel te laten prevaleren. In plaats van directe compensatie liggen kostenbesparende maatregelen voor de boeren meer voor de hand.
Wanneer is de onverplichte tegemoetkoming staatssteun?
Onverplichte tegemoetkomingen aan bedrijven kunnen al gauw onder de reikwijdte van art. 107 VWEU (de centrale bepaling inzake staatssteun) vallen. Of ook daadwerkelijk sprake is van staatssteun hangt uiteindelijk uiteraard af van de specifieke omstandigheden van het geval. Hierbij speelt onder meer de vraag of met de tegemoetkoming het handelsverkeer tussen de lidstaten wordt beïnvloed. Vaak verstrekt de overheid onverplichte tegemoetkomingen aan bedrijven onder de opschortende voorwaarde dat de Europese Commissie akkoord gaat.
Als u het voor het zeggen had dan?
Dit is een vraag met een hoog Miss Worldgehalte. Als ik de clichéantwoorden links laat liggen dan zou ik willen inzetten op het behouden (of, inmiddels, het vergroten) van de toegankelijkheid van het hoger onderwijs.
Wat is het hoogtepunt in uw juridische carrière?
Dat moet (hopelijk) nog komen, maar een voorlopige piek is toch wel de publicatie van het boek.
Wat of wie is in uw juridisch bestaan uw bron van inspiratie?
Ik geloof sterk in de gedachte dat men het product is van zijn omgeving. Mede daarom probeer ik mij te omringen door bijzondere personen, ook op de werkvloer. Ik kan wel zeggen dat ik op elke werkplek tot nu toe minstens één persoon ben tegengekomen die een grote bijdrage heeft gehad in mijn juridische ontwikkeling.
Welk wetsartikel vindt u het mooist? Welk wetsartikel het slechtst?
Het maakt niet uit hoeveel bepalingen ik voorbij zie komen, artikel 1 van de Grondwet blijft tot de verbeelding spreken. Daarnaast vind ik artikel 3:4 Awb fraai omdat dit symbolisch is voor het recht: het zoeken naar een rechtvaardige balans tussen verschillende belangen. Artikel 12 van het Statuut van het Koninkrijk der Nederlanden is wat mij betreft rijp voor een wijziging. Op grond van die bepaling treedt de Nederlandse minister-president op als ‘objectieve’ voorzitter bij een overleg waarvan de uitkomst bindend is bij een conflict tussen bijvoorbeeld Nederland en Curaçao. Dat is toch absurd?
Welke juridische website raadpleegt u vaak?
wetten.overheid.nl
Welk boek las u het laatst?
De biografie van Steve Jobs door Walter Isaacson. Een vlot geschreven boek over de man die het mogelijk heeft gemaakt dat ik dit vraaggesprek kan beantwoorden op mijn telefoon. Geen aimabel persoon natuurlijk, maar zeker een inspirerende persoonlijkheid.
Met wie zou u een gevangeniscel willen delen?
Met mijn partner in crime, mijn samenlevingscontractante Naseem.