Mr. van de week is prof. Nick Huls, hoogleraar Rechtssociologie aan de Erasmus Universiteit Rotterdam en de Universiteit Leiden (zie www.rechtensamenleving.nl). Mr vroeg deze toezichtspecialist over het recent gepubliceerde rapport van Docters van Leeuwen.
Wie toezicht zegt, zegt Huls. Althans dat doen wij. U hebt heel wat rapporten en studies over dit onderwerp gepubliceerd. Vanwaar deze belangstelling?
Het begon met een opdrachtonderzoek voor het Ministerie van Justitie dat resulteerde in het boek “Tuchtrecht op de terugtocht?” (2001). Dat was een brede rechtssociologische analyse, die nog steeds actueel is. Ik ben toen blijvend geboeid geraakt door de verschuiving van tucht door de notabele groep zelf, naar de tucht door de markt waaraan alle vrije beroepen zich zouden onderwerpen, en de tegenbeweging die ontstond na de ENRON affaire.
Verder is het heel leerzaam om de wetgever te adviseren over de versterking van het tuchtrecht. De weerstanden van de beroepsgroepen zijn werkelijk formidabel.
Ten slotte is het een heerlijk onderwerp om college over te geven: hoe organiseren we het vertrouwen in vertrouwensberoepen in tijden van consumentisme en populisme?
Hoe is het toezicht bij u thuis geregeld?
Als zoon van een dominee ben ik behept met een zeer streng geweten.
De belangrijkste conclusie van Docters is dat de advocatuur het toezicht zelf (maar dan wel beter dan nu het geval is) moet regelen. En dat er alleen op afstand, door een soort wijze man, bekeken wordt of het wel goed gaat. Respect dus voor de onafhankelijkheid van de advocatuur. Deelt u deze visie en denkt u de politiek hiervoor gevoelig zal zijn?
Ik ben er niet van overtuigd dat een Afstandelijke Patriarch, die nog wijzer is dan de landelijke en de plaatselijke Dekens, de aangewezen figuur is om de doorgedraaide commercialisering van de advocatuur aan te pakken. Docters van Leeuwen heeft een nogal defensief advies geschreven.
Er is overigens niet zo gek veel respect bij de politiek voor de advocatuur. De Tweede Kamer is vooral geïnteresseerd in de rol die zij spelen bij de relatie bovenwereld – onderwereld.
Waarom bent ú eigenlijk niet gevraagd dit klusje te klaren?
Samen met Roger van den Bergh en Marc Loth, twee Rotterdamse collega’s, heb ik in 2007 in het NJB gepleit voor een Autoriteit Juridische Markten, die op de gehele juridische sector toezicht zou moeten gaan houden, maar de Orde moest hier niets van weten. Vrijwel alle juristen haten het idee van extern toezicht. De zojuist afgetreden deken Willem Bekkers zag mij meer als een luis in de pels. Ik beschouwde dat als een compliment.
Wie is in uw juridisch bestaan uw bron van inspiratie?
De Utrechtse hoogleraar Toon Peters, die mij als student in de jaren zeventig leerde dat recht pas echt interessant wordt, als je het combineert met een niet juridische blik.
Welk wetsartikel vindt u het mooist?
Art. 6 EVRM, een proces moet eerlijk verlopen. Als je ziet hoe moeilijk het is om dat voor elkaar te krijgen!
Welk wetsartikel het slechtst?
Artikel 1 van de Wet Consumentenkrediet. Dat is zo beroerd geformuleerd dat het de Hoge Raad blijkens het Dexia-arrest is ontgaan dat het juist wél op aandelenlease van toepassing is.
Wat is het hoogtepunt uit uw juridische carrière?
Toen de Tweede Kamer op 26 april 1989 de motie-Biesheuvel over de eindigheid van schulden van particulieren aannam; deze was geïnspireerd door mijn rapport “Van liquidatie tot rehabilitatie”.
Welke juridische website raadpleegt u vaak?
www.overheid.nl. Maar de leukste is de rechtseconomische Posner Becker-blog op de website van de University of Chicago Law school.
Welk boek las u het laatst?
Philip Gourevitch, “We wish to inform you that tomorow we will be killed with our families. Stories from Rwanda”. Een aangrijpend boek over de genocide.
Met wie zou u een gevangeniscel willen delen?
Met de ex-psychiater Radovan Karadzic, die een cel heeft die groot genoeg is voor twee man. Ik zou hem willen vragen wat hij ervan vindt dat de psychoanalyse niet meer vergoed wordt in Nederland.
Weet u een goede Mr. van de Week? Mail ons: office@mr-magazine.nl